wolkenfragmenten uit Hugo Claus, Een zachte vernieling
3502
Ik strek me uit op mijn rug, wolkjes,
duiven, de radio uit de Mistinguett, vreemd, want de meisjes slapen ’s middags. (18-19)
3503
Wolkjes verduisteren de zon, de fotograaf wacht en vloekt.
In de wolken richt een
geitachtig mekkerend kind-God zijn pijl en boog op Sabine, laat de bevende pijl
niet los. (45)
3504
Als zij van de toiletten terugkomt
botst ze met haar heup tegen een van de ossebloedrode schotten met gouden
krullen, wolken en golven. (62)
3505
Als ik in een half uur nog een
tiental chaotische gnomen heb gemaakt, vogels en zonnen en sterren en wolken
en katten, betrekt zijn gezicht. (86)
3506
Bernard rukte een van de jongetjes
bij zijn haar uit de kring, zwiepte het naar de grauwe wolken en ving
het op met zijn opgerichte bajonet.
(178)