Verliefde stellen verstevigen hun band door elkaar
keer op keer te herinneren aan de manier waarop ze elkaar vonden. En aan
anderen, hun kinderen onder meer, vertellen ze dit verhaal zoals stamleden rond
het kampvuur steeds opnieuw dezelfde grote identiteitsvormende mythen
debiteren. Als echter datgene wat aanvankelijk als een groot geluk werd ervaren
vrij vlug op een ramp uitdraait, en dat prille begin iets is geworden wat misschien
beter nooit had kunnen plaatsvinden, wordt het niet meer gememoreerd. Ik heb
mijn ouders nooit een woord horen zeggen over hoe ze in elkaars levens zijn
binnengekomen. Het was in ons gezin een van de talrijke onderwerpen die nooit
aan bod kwamen.
Doordat ik er niets over vernomen heb en het nu niet
meer kan vragen, moet ik mij inbeelden hoe het is gegaan. Stellig zal mijn
vader indruk hebben gemaakt op mijn moeder. Hij was een goed ogende jongeman
met een gulle witte lach, mooie ogen, de stevige zwarte haardos met brillantine
achteruitgekamd, en intelligent en grappig bovendien. Mijn moeder, die met haar
rosse haren, sproeten, bril en slecht gebit niet bepaald een beauté was, en bovendien veel te
verstandig voor de achterlijke rurale omgeving waaruit zij was voortgekomen en
waaraan zij dus zou proberen te ontsnappen, bezweek voor zijn charmes. Deze man
bracht aandacht op voor haar, iets wat zij als achterkomertje in een veel te
groot gezin te vaak had moeten missen. Kan het haar ten kwade worden geduid dat
zij niet meteen bevroedde dat achter zijn attenties een wellicht autistisch
opportunisme schuilging? Mijn vader was hulpbehoevend en omdat hij altijd van
zijn moeder te weinig liefde had ontvangen, liet hij zich graag door deze
eenvoudige en behulpzame West-Vlaamse verzorgen. Terwijl mijn moeder, ik bedoel
de jonge vrouw die een tiental jaar later mijn moeder zou worden, zijn lakens
ververste, of zijn po leeggoot, of misschien zijn rug waste of hem zijn
medicijnen toestopte – wat moest een verpleegstersstagiaire in een Aalsters
hersteloord in het begin van de jaren vijftig van de twintigste eeuw al niet
doen? –, vonden deze twee elkaar nog vreemde mensen een onderwerp om over te praten.
Welk onderwerp? Dat weet ik niet. Misschien was het wel hun lectuur want beiden
lazen gaarne. De volgende keer dat Cécile bij Fernand in de kamer kwam, zetten
ze dat gesprek voort. En van het een kwam het ander. Ze maakten een afspraak.
Ze vonden een – voor allebei even onwennig aanvoelende – compromistaal. Ze
overbrugden de onmetelijke afstand. Ze trouwden en kregen kinderen. Nu zijn ze
allebei dood, maar ik was een van die kinderen en als ik het over mijzelf wil
hebben, om aan mijn kinderen duidelijk te maken wie ik ben geweest en dus wie
zij voor een stuk ook zijn, moet ik het over die stagiaire en die patiënt
hebben die elkaar bijna zeventig jaar geleden leerden kennen in een Aalsterse
longkliniek. Over Cécile en Fernand, mijn moeder en mijn vader. Hun
grootouders.
(wordt vervolgd)
Lees hier
LVO vanaf het begin