Alsof de verminking van zijn gezichtsvermogen zijn
persoonlijkheid nog niet genoeg aantastte, werd mijn vader rond zijn twintigste
ook nog eens tuberculosepatiënt. (Of had het een met het ander te maken? Was de
ontsteking van de oogzenuw een gevolg van tbc?) Op een ogenblik dat hij had
moeten studeren, de wereld verkennen en jonge dames versieren – wat gezien zijn
toch wel aantrekkelijke uiterlijk en zijn misschien wel natuurlijke neiging tot
charmeren en aandacht zoeken zeker geen uitzichtloze onderneming zou geworden
zijn –, kreeg mijn vader te horen dat een op het eind van de jaren veertig nog
levensbedreigende ziekte zijn longen belaagde. (Dat mijn vader een mooie
jongeman was, weet ik van een foto, of beter: de herinnering aan een foto.)
Hij belandde in sanatoria en ik denk niet dat hij toen
al wist wie Hans Castorp
was.
Een sanatoriumkuur in de Zwitserse bergen was – en is
wellicht nog altijd – een langdurige en zeker ook dure aangelegenheid, en de
uitkomst was tot diep in de jaren zestig onzeker. Hoe lang en hoe vaak mijn
vader op zijn Toverberg geresideerd heeft, weet ik niet, maar het waren zeker
geen zeven jaren, zoals in de roman van Thomas Mann. En toen hij terugkeerde
stond er godzijdank niet alweer een wereldoorlog op uitbarsten. Integendeel, de
oorlog was nog maar net voorbij en het Vrije Westen begon aan een uitermate
langdurige periode van vrede. Maar ook aan een periode van een als
herstelbeleid vermomd Amerikaans imperialisme dat wij hier pas veel later als
een nieuwe vorm van agressie zouden herkennen. Iedereen maakte zich op voor de
grote stap voorwaarts, die van West-Europa gedurende enkele decennia een
reusachtige comfortzone zou maken. En dan was er ook nog het Vaticaans
Concilie, dat het einde zou inluiden van het eeuwenlange kerkelijke monopolie
op het morele en existentiële perspectief.
Mijn vader, die eerst door de oorlog en vervolgens
door zijn ziekte misschien wel de mooiste, de belangrijkste, de meest
receptieve jaren van zijn leven noodgedwongen aan de zijlijn had moeten
wachten, daalde van zijn berg neer en keerde terug in een veranderde wereld.
Weliswaar met een halve long minder – blijkbaar was die heelkundige ingreep
voldoende geweest om zijn ziekte te stoppen. Dat heeft hem nooit belet zijn
hele verdere leven lang zwaar te roken, bij voorkeur filterloze Gauloises, maar
ook allerlei andere tabakswaren, zoals pijp en sigaren. Wellicht was ik nog
voor ik zelf mijn eerste sigaret opstak een nicotineverslaafde.
(wordt vervolgd)
Lees hier
LVO vanaf het begin