dinsdag 26 november 2019

vorig jaar 18


181125
(…) * Annelies Verbeke, Dertig dagen, 264vv. ‘Hij zou haar nog eens willen zien, Evy. Al die mensen die verdwijnen voor ze doodgaan.’ Verbeke raakt bij mij een gevoelige snaar. Enfin, een snaar tout court, dat gevoelig moet er niet bij. Haar toon harmonieert met mijn tonen. Wij bevinden ons op dezelfde golflengte, in eenzelfde realm. Ik denk dat wij elkaar zouden begrijpen indien wij een gesprek zouden voeren (…) * (…) We hebben het over mijn herstel, en over haar reis naar Cambodja waar ze net van terug is – ze heeft ‘uiteraard’ de Killing Fields bezocht en heeft nu nog last van de jetlag – en ten slotte over het pensioen. (…) Ik laat haar het YouTube-filmpje zien waarop Simon Carmiggelt ‘Hondje’ voorleest: een ouwe man die met zijn hondje uit wandelen gaat, of is het omgekeerd. * ‘Ik hou van hem. Ze denkt het niet, het overspoelt haar. Het is een waterval die breder wordt met de jaren.’ (Dertig dagen, 286) Getuigenissen van duurzame liefde stemmen me weemoedig. Wat is er gebeurd dat ik zelf wel graag kan zien, maar zo moeilijk liefde kan aanvaarden, en helemaal niet in staat ben liefde vast te houden en te laten uitgroeien tot een brede, alomvattende stroom? * (…) * Op pagina 300 een mooi argument om opnieuw hoeden te dragen: je kunt er mee zwaaien naar een overvliegende tweedekker. En krijgen we op pagina 301 in de nevenfiguur Duran, die met ijssculpturen zin poogt te geven aan zijn bestaan als shoarmazaakuitbater, een commentaar op de apotheose van Lize Spits Het smelt? Het zou zomaar eens kunnen en het zou bijzonder geestig zijn want in Verbekes roman speelt dat ijs een vrolijke, geen macabere rol. Maar neen, het kan niet. Dertig dagen is een jaar voor Spits debuut geschreven. Als er een commentaar is, dan omgekeerd – maar iets, een soort van Fingerspitzengefühl zegt mij dat dit niet het geval kan zijn. *