Ik vermoed dat het uit dankbaarheid was, maar
misschien al evenzeer uit een onversneden hang naar avontuur, of uit de
behoefte aan compensatie na barre jaren, dat mijn vader met een voetreis naar
Rome de brug wilde slaan tussen zijn geamputeerde adolescentie en een
volwassenheid waarin hij, als ongeschoolde en gehavende, dan toch een vorm van
verantwoordelijkheid zou moeten opnemen. Bij het leegmaken van de woning van
mijn moeder trof ik een fotoalbum aan, A5-formaat en oblong, met het opschrift Mon voyage à Rome. Her en der kleefden
er nog zilverkleurige fotohoekjes op de zwarte bladzijden, die van elkaar
werden gescheiden door ritselende bladen transparant kalkpapier waarin een
spinnenwebmotief was gestanst. De foto's die ooit in het album tussen de hoekjes
waren geklemd, waren allemaal verdwenen. Wie bewaart ze? Wórden ze bewaard?
Achteraf is het gemakkelijk gezegd dat het
onbegrijpelijk is dat mijn vader over die voetreis nooit met een woord heeft
gerept, zoals een vader dat tegenover zijn kinderen toch zou doen. Om hun te
leren hoe belangrijk trots en zelfvertrouwen zijn, om hen aan te zetten tot
even grote of nog grotere ondernemingen, om hen bij te brengen dat de wereld
meer omvat dan het eigen huis. Ik weet niet wat mijn vader ertoe bewogen heeft
om over zijn voetreis te zwijgen. Was hij teleurgesteld? Was de grootse
onderneming op een mislukking uitgedraaid?
Mijn broer wist mij te vertellen dat mijn vader
tijdens die reis een tijdlang met een wat oudere man was opgetrokken. Die man
was zijns weegs gegaan, of mijn vader de zijne. Verder heb ik daar niets méér
over vernomen.
Ik herinner mij goed dat we het boek van Bertus Aafjes46
in huis hadden: het stond, vanwege het alfabet, helemaal links in de rij. Of
het een invloed heeft uitgeoefend op mijn vaders reisplan, heb ik niet kunnen
achterhalen. Of heeft hij het boek gekocht omdat hij zelf zo’n reis had
gemaakt? Ik weet al evenmin of hij het boek gelezen heeft, en zo ja, of hij
erin herkenningspunten heeft teruggevonden waaraan hij zijn eigen ervaringen
kon toetsen.
Mijn vaders reislust is vele jaren blijven sluimeren,
tot hij, zo rond zijn vijftigste, toen hij alle lasten en plichten van zich had
afgeworpen (van de arbeid, van het huwelijk, van de verantwoordelijkheid die
hij ten aanzien van zijn kinderen had opgenomen), opnieuw de wijde wereld in
trok: naar Frankrijk, naar Compostela, en uiteindelijk naar Italië. Alles te
voet, uiteraard, want hij kon zich, vanwege zijn zwakke gezichtsvermogen, op
geen enkele andere manier autonoom verplaatsen.
Vaders zwarte fotoalbum kreeg in de laatste jaren voor
zijn definitieve vertrek uit zijn gezin een pendant. Tijdens een van zijn
voetreizen richting Compostela had hij een logboek bijgehouden, gevuld met
aantekeningen, geschreven door mensen die hij op zijn weg was tegengekomen maar
ook door hemzelf, in zijn nerveuze en hoekige en vanwege zijn slechtziendheid
ook ruim uitvallende handschrift. Hij schreef uitsluitend in kapitalen. Er
staken ook foto's in dat boek, visitekaartjes, ansichtkaarten, rekeningen
enzovoort. En op de laatste bladzijde wilde hij het bekende gedicht van Joachim
du Bellay bijschrijven: Heureux qui, comme
Ulysse, a fait un beau voyage...
Ik kreeg, vanwege mijn vaste hand en omdat ik in die tijd toch blijk had
gegeven van enig tekentalent, de eer om met zwarte Chinese inkt en in gotische
letters het gedicht te kalligraferen op vooraf met potlood aangebrachte en
achteraf uit te gommen lijntjes. Ik was nog net jong genoeg om daar fier op te
zijn, maar toch al te oud om er mij geen vragen bij te stellen.
46 Bertus Aafjes, Een voetreis naar
Rome
Lees hier
LVO vanaf het begin