woensdag 6 november 2019

LVO 52



Je zult maar nog een kind zijn wanneer een oorlog die vijf jaar gaat duren uitbreekt. Mijn vader was twaalf. De wereldbrand stookte de mooiste jaren van zijn leven op. Een kind hoort een andere wereld te ontdekken dan een waarin het bestaan precair is en de onzekerheid over hoe en waarvan en zelfs dát er geleefd zal worden groot.

Ik zie het mijn vader, zoals ik hem heb gekend, niet meteen doen: boter de grens over smokkelen. Hij moet dan nog goed zijn geweest. En met 'goed' bedoel ik: gezond. In moreel opzicht goed is hij altijd geweest. Hij was mijn vader.

Voor mijn vader was het ergste gevolg van de oorlog, naast de voor iedereen geldende logistieke, bureaucratische en praktische ongemakken, de onmogelijkheid om te studeren. Niets minder dan een ramp was dat want als leergierig, ijverig en intelligent kind was hij voorbestemd om hogere studies aan te vatten. Door toedoen van de mislukte kunstschilder uit Braunau en diens trawanten en dat hele domme en volgzame Duitse volk zou hij nooit méér behalen dan een middelbareschooldiploma. Mede door toedoen, want er rezen nog andere problemen, die mijn vader zo mogelijk nog erger troffen dan de wereldoorlog: onmiddellijk na de Bevrijding kreeg hij af te rekenen met een wankele gezondheid.



(wordt vervolgd)
Lees hier LVO vanaf het begin