Mensen migreren niet omdat ze het goed hebben waar ze
zijn. Mijn grootouders langs vaderszijde groeiden op in armoede. Hun verhuizing
naar Limburg bracht soelaas, maar dan kwam de oorlog. Die droeg zeker niet bij
tot een verbetering van hun levensomstandigheden. Ook al bleef mijn grootvader
onder de Duitse bezetting zijn functie van bootsmeter waarnemen, daarbij door
de nood gedwongen om de schemerzone te verkennen tussen dienstweigering en
collaboratie, en tussen opportunisme en heldendom – toch zullen de ouders van
mijn vader geen overschot hebben gekend, zeker niet met drie jongemannen in
huis die volop in de groei waren, maar nog niet volgroeid genoeg om tot het
lijfsbehoud van het gezin bij te dragen. Of toch niet voor het volle pond.
Mijn broer, die meer van onze familiegeschiedenis weet
dan ik en die ik onlangs enkele vragen voorlegde die bij het schrijven van deze
bladzijden waren gerezen, vertelde mij twee anekdotes die mijn voorvaderlijke
armlastigheid illustreren.
Tijdens de oorlog werden kinderen ingezet bij het over
de grens smokkelen van boter vanuit de twintig kilometer ten noorden van Eisden
gelegen grensgemeente Kinrooi. En zo zou ook mijn vader, die bij de Bevrijding
net niet de leeftijd van zeventien jaar had bereikt, aan deze clandestiene en
waarschijnlijk ook wel niet geheel ongevaarlijke praktijk hebben deelgenomen.
Hij deed dat – tweede anekdote! – in het enige paar schoenen waarover hij de
hele oorlog lang kon beschikken. Vandaar, zo vertelde mij Ernest, vaders kromme
tenen: dat enige paar schoenen volgde de groei niet, en de jongeman tot wie
mijn vader in die oorlogsjaren uitgroeide, kreeg voeten die misvormd waren als
die van een Japanse vrouw die, in haar cultuur, aan een voor ons niet te vatten
schoonheidsideaal te beantwoorden heeft. Later droeg mijn vader inderdaad
orthopedische schoenen, zo herinner ik mij: de ene schoen had een hogere zool
dan de andere. En de schoenmaat was inderdaad tamelijk klein. Nu besef ik dat
ik daar nooit bij heb stilgestaan: als kind vroeg ik me niet af hoe het kwam
dat mijn vader dergelijke schoenen moest dragen. Zo zijn kinderen: ze nemen
alles in hun omgeving voor normaal aan. Of toch bijna alles.
Ik informeerde bij mijn broer ook nog naar de dood van
onze grootouders. Ik wist natuurlijk wel dat ze dood waren, maar was daar nooit
op het moment zelf van hun verscheiden op betrokken geworden. Hélène Salmon
stierf in 1980; haar echtgenoot, Jules Cornet, twee jaar later. (...)
Lees hier
LVO vanaf het begin
Hier eindigt hoofdstuk 1 ‘De vernielde hof’ van deel 1 ‘Het sanatorium
van Aalst’. Vanaf morgen hoofdstuk 3: ‘Trepanatie’.