dinsdag 5 november 2019

LVO 51



Mensen migreren niet omdat ze het goed hebben waar ze zijn. Mijn grootouders langs vaderszijde groeiden op in armoede. Hun verhuizing naar Limburg bracht soelaas, maar dan kwam de oorlog. Die droeg zeker niet bij tot een verbetering van hun levensomstandigheden. Ook al bleef mijn grootvader onder de Duitse bezetting zijn functie van bootsmeter waarnemen, daarbij door de nood gedwongen om de schemerzone te verkennen tussen dienstweigering en collaboratie, en tussen opportunisme en heldendom – toch zullen de ouders van mijn vader geen overschot hebben gekend, zeker niet met drie jongemannen in huis die volop in de groei waren, maar nog niet volgroeid genoeg om tot het lijfsbehoud van het gezin bij te dragen. Of toch niet voor het volle pond.

Mijn broer, die meer van onze familiegeschiedenis weet dan ik en die ik onlangs enkele vragen voorlegde die bij het schrijven van deze bladzijden waren gerezen, vertelde mij twee anekdotes die mijn voorvaderlijke armlastigheid illustreren.

Tijdens de oorlog werden kinderen ingezet bij het over de grens smokkelen van boter vanuit de twintig kilometer ten noorden van Eisden gelegen grensgemeente Kinrooi. En zo zou ook mijn vader, die bij de Bevrijding net niet de leeftijd van zeventien jaar had bereikt, aan deze clandestiene en waarschijnlijk ook wel niet geheel ongevaarlijke praktijk hebben deelgenomen. Hij deed dat – tweede anekdote! – in het enige paar schoenen waarover hij de hele oorlog lang kon beschikken. Vandaar, zo vertelde mij Ernest, vaders kromme tenen: dat enige paar schoenen volgde de groei niet, en de jongeman tot wie mijn vader in die oorlogsjaren uitgroeide, kreeg voeten die misvormd waren als die van een Japanse vrouw die, in haar cultuur, aan een voor ons niet te vatten schoonheidsideaal te beantwoorden heeft. Later droeg mijn vader inderdaad orthopedische schoenen, zo herinner ik mij: de ene schoen had een hogere zool dan de andere. En de schoenmaat was inderdaad tamelijk klein. Nu besef ik dat ik daar nooit bij heb stilgestaan: als kind vroeg ik me niet af hoe het kwam dat mijn vader dergelijke schoenen moest dragen. Zo zijn kinderen: ze nemen alles in hun omgeving voor normaal aan. Of toch bijna alles.

Ik informeerde bij mijn broer ook nog naar de dood van onze grootouders. Ik wist natuurlijk wel dat ze dood waren, maar was daar nooit op het moment zelf van hun verscheiden op betrokken geworden. Hélène Salmon stierf in 1980; haar echtgenoot, Jules Cornet, twee jaar later. (...)


(wordt vervolgd)
Lees hier LVO vanaf het begin


Hier eindigt hoofdstuk 1 ‘De vernielde hof’ van deel 1 ‘Het sanatorium van Aalst’. Vanaf morgen hoofdstuk 3: ‘Trepanatie’.