vrijdag 22 november 2019

vorig jaar 15


181121
(…) * (…) *

181122
(…) * Voor de eerste keer overkomt het me dat ik, in de Oxfam-tweedehandswinkel, een boek koop om cadeau te doen dat ik al eens eerder cadeau deed. Ik bedoel niet het (genotypische) boek, in casu De meesterknecht van Charles Ducal, maar dat specifieke, unieke (fenotypische) exemplaar. Het is wel confronterend, moet ik zeggen, om in dat boek, dat ik hier dus voor de tweede keer aankoop, dit keer voor de ronde som van 1,5 euro, een eigenhandig geschreven dedicatie en datum aan te treffen (…). Ik herken het handschrift, maar kan mij bijgod niet herinneren aan wie ik dit boek heb geschonken, wie dus de euvele daad heeft verricht om dit geschenk aan het tweedehandscircuit toe te vertrouwen. (…) Voor de rest kom ik van de Oxfam terug met nog een cadeauboek, Zeepijn van Mutsaers, en dan nog Walschap, Van Isacker, Spaey, Tessa Vermeiren (Knack-columns), Ransmayr en Swift (Een olifant maken), dat alles voor 22 euro. * (…) * ‘(…) hij zag veel waarvan hij kon houden, hoe Kats tegen elkaar tikkende armbanden haar zenuwachtige manier van bewegen verriedden, hoe ze wuifde, haar andere, geheimzinnige stem wanneer ze discreet met liedjes meezong, er was zo veel waarvan hij zou kunnen houden, mocht hij zelf rustiger zijn, mocht hij verliefd op haar worden. En er waren er die vertelden dat de liefde zo niet werkt, dat de liefde is of niet en niets met keuzes heeft te maken, en er waren er die hem vertelden over hoe het nu eenmaal altijd is, altijd een van beiden bij wie de liefde groter is, en de mensen die dat wisten waren allemaal mensen als hij: degenen die de liefde vermeden omdat ze te veel verlangden en bijgevolg slechts teleurstellingen verwachtten.’ (Annelies Verbeke, Dertig dagen, 76) * Ik klamp mij vast aan de stapels met prioritair te lezen boeken waarachter ik mij aan mijn werktafel gezeten verschans. * Ik herinner mij nu dat ik in 2009 allicht al een summier dagboek bijhield, ‘t is te zeggen, een soort van logboek met daarin gelezen bladzijden en geziene mensen, dag na dag. En inderdaad, zo kan ik achterhalen dat er op 31 oktober 2009 een feestje was met ‘G., M., Pol en J.’. Pol B. dus, hij lijkt mij de snoodaard in kwestie – voortgaande op de inhoud en toon van de dedicatie. Maar hoe komt dat boek in godsnaam in het Brugse filiaal van de Oxfam terecht? Zou het al die tijd bij J. zijn blijven staan? En, afgeleide: hoe zou het nog met J. zijn, en met (…), die een maand of wat geleden door een zwaar verkeersongeluk in een – kunstmatig aangehouden – coma verzeilde? * (…) [Ik] realiseer me nu, na dit gesprekje, dat er tussen mij en mijn zo al schaarse emoties nog een tweede rem in werking is getreden in de loop der jaren (de eerste is het sowieso moeilijk hébben van emoties), en dat is niet minder dan een vorm van censuur, met het oog op zelfbescherming: steeds vraag ik, of die beoordelende instantie in mij die daarover gaat, mij af of het wel zin of nut heeft een bepaalde emotie te hebben. Wat levert het mij op. Ik heb geleerd elke impulsiviteit af te zweren. Ik laat alleen nog gevoelens toe die mij niet schaden. Onnodig te zeggen dat mijn gevoelsleven vlak en saai wordt, op die manier. *