181121
(…) * (…) *
181122
(…) * Voor de eerste keer overkomt het me dat ik, in de
Oxfam-tweedehandswinkel, een boek koop om cadeau te doen dat ik al eens eerder
cadeau deed. Ik bedoel niet het (genotypische) boek, in casu De
meesterknecht van Charles Ducal, maar dat specifieke, unieke (fenotypische)
exemplaar. Het is wel confronterend, moet ik zeggen, om in dat boek, dat ik
hier dus voor de tweede keer aankoop, dit keer voor de ronde som van 1,5 euro,
een eigenhandig geschreven dedicatie en datum aan te treffen (…). Ik herken het
handschrift, maar kan mij bijgod niet herinneren aan wie ik dit boek heb
geschonken, wie dus de euvele daad heeft verricht om dit geschenk aan het
tweedehandscircuit toe te vertrouwen. (…) Voor de rest kom ik van de Oxfam
terug met nog een cadeauboek, Zeepijn van Mutsaers, en dan nog Walschap,
Van Isacker, Spaey, Tessa Vermeiren (Knack-columns), Ransmayr en Swift (Een
olifant maken), dat alles voor 22 euro. * (…) * ‘(…) hij zag veel waarvan
hij kon houden, hoe Kats tegen elkaar tikkende armbanden haar zenuwachtige
manier van bewegen verriedden, hoe ze wuifde, haar andere, geheimzinnige stem
wanneer ze discreet met liedjes meezong, er was zo veel waarvan hij zou kunnen
houden, mocht hij zelf rustiger zijn, mocht hij verliefd op haar worden. En er
waren er die vertelden dat de liefde zo niet werkt, dat de liefde is of niet en
niets met keuzes heeft te maken, en er waren er die hem vertelden over hoe het
nu eenmaal altijd is, altijd een van beiden bij wie de liefde groter is, en de
mensen die dat wisten waren allemaal mensen als hij: degenen die de liefde
vermeden omdat ze te veel verlangden en bijgevolg slechts teleurstellingen
verwachtten.’ (Annelies Verbeke, Dertig dagen, 76) * Ik klamp mij vast
aan de stapels met prioritair te lezen boeken waarachter ik mij aan mijn
werktafel gezeten verschans. * Ik herinner mij nu dat ik in 2009 allicht al een
summier dagboek bijhield, ‘t is te zeggen, een soort van logboek met daarin
gelezen bladzijden en geziene mensen, dag na dag. En inderdaad, zo kan ik
achterhalen dat er op 31 oktober 2009 een feestje was met ‘G., M., Pol en J.’.
Pol B. dus, hij lijkt mij de snoodaard in kwestie – voortgaande op de inhoud en
toon van de dedicatie. Maar hoe komt dat boek in godsnaam in het Brugse filiaal
van de Oxfam terecht? Zou het al die tijd bij J. zijn blijven staan? En,
afgeleide: hoe zou het nog met J. zijn, en met (…), die een maand of wat
geleden door een zwaar verkeersongeluk in een – kunstmatig aangehouden – coma
verzeilde? * (…) [Ik] realiseer me nu, na dit
gesprekje, dat er tussen mij en mijn zo al schaarse emoties nog een tweede rem
in werking is getreden in de loop der jaren (de eerste is het sowieso moeilijk
hébben van emoties), en dat is niet minder dan een vorm van censuur, met het
oog op zelfbescherming: steeds vraag ik, of die beoordelende instantie in mij
die daarover gaat, mij af of het wel zin of nut heeft een bepaalde emotie te
hebben. Wat levert het mij op. Ik heb geleerd elke impulsiviteit af te zweren.
Ik laat alleen nog gevoelens toe die mij niet schaden. Onnodig te zeggen dat
mijn gevoelsleven vlak en saai wordt, op die manier. *