Ik heb mijn vader nooit anders dan met een loep zien
lezen. Hij las veel en vaak: de krant (De
Standaard), tijdschriften (Newsweek
en Pourquoi pas?), boeken. Meestal
Frans- maar ook Nederlands- en Duitstalige boeken. Het was alsof hij met dat
voortdurende lezen de dreiging van een volslagen blindheid probeerde af te
wenden. Of vóór te blijven. Het was alsof hij die dreiging wilde bezweren.
Wellicht had de angst om nooit meer te kunnen zien hem danig in de greep gehad?
Dat zal wel, besef ik nu, en het dringt tot mij door dat ik mij als kind nooit
heb gerealiseerd hoe vreemd dat allemaal was: dat mijn vader nauwelijks zag en
toch altijd met zijn loep zin na zin scande, steeds zijn rechterhand van links
naar rechts en weer terug naar de linkermarge over de bladzijde bewegend want
hij moest met de loep in zijn hand de beweging uitvoeren die al wie goed ziet
met zijn ogen uitvoert zonder zelfs maar het hoofd te bewegen. En ik besef nog
maar eens hoe moedig hij moet zijn geweest om de angst te overwinnen die hem
bij het vooruitzicht van die levensgevaarlijke operatie in een wurggreep moet
hebben gehouden. Hoe overgeleverd. Hoe machteloos.
Franz Cornet wist mij in zijn kale woonkamer te
Momignies te vertellen dat hij had vernomen dat zijn oom, mijn vader dus, had
beslist om de operatie te ondergaan zonder daarvan zijn ouders op de hoogte te
brengen. A l'insu de ses parents? vroeg
ik hem nog. Oui, à l'insu de ses parents.
Of dat nu te wijten was aan de in die tijd al danig verzuurde relaties
binnen het gezin dan wel of mijn vader wilde vermijden dat zijn ouders ongerust
zouden zijn of hun veto zouden stellen, wist Franz niet, maar hij was het er
wel mee eens dat het een behoorlijk eenzame onderneming moet zijn geweest.
Voor kleine letters volstond de loep niet. Dan zette
mijn vader ook nog eens een dubbele bril op: een dubbeldekse leesbril met
buigzame benen en vier glazen waarbij het door de buitenste glazen versterkte
beeld, dat door de loep al danig was uitvergroot, een derde keer werd versterkt
door de glazen die zich het dichtst bij de ogen bevonden. Televisie kijken kon
mijn vader dan weer zónder bril, maar hij moest daarbij vlak voor het toestel
plaatsnemen, met zijn ogen op hooguit een meter van het scherm verwijderd. Het
schimmenspel dat zich op dat scherm ontrolde, was voor hem blijkbaar net scherp
genoeg. Alle voetbalwedstrijden die hij bekeek, moeten zich voor hem als in een
mist hebben afgespeeld. (Zoals dat in die tijd regelmatig gebeurde: een
zeldzame rechtstreekse uitzending van een kwart- of halve of hele finale met
een Nederlandse ploeg – Ajax of Feyenoord – in de Beker der Jaarbeurssteden of
de Beker der Bekerwinnaars of de Beker der Landskampioenen, met commentaar van
Herman Kuiphof, waarnaar ik had uitgekeken maar die in laatste instantie werd
afgelast omdat een te dichte smog het spelen onmogelijk maakte.)
Als meerdere gezinsleden hetzelfde programma wilden
bekijken, wat niet zo dikwijls gebeurde, moesten de anderen hun stoel of zetel
zodanig opstellen, dat ze langs mijn vader heen het scherm konden zien. Ook
deze vreemde, zijdelingse, opstelling heb ik altijd als normaal ervaren.
Misschien houd ik er het vermogen aan over om net naast de dingen te kijken en
daar, in dat zijdelingse, hun essentie te vatten.
Het kan niet anders of zijn slechte gezichtsvermogen
moet mijn vaders psyche danig hebben beïnvloed. Hoe is het om op straat
passanten pas op het laatste ogenblik of helemaal niet te herkennen? Hoe is het
om de lichaamstaal van omstaanders niet te kunnen decoderen? Hoe is het om van
reizen te houden en van de landschappen die zich aandienen slechts vage
contouren te kunnen aanschouwen, een wazige verdeling van licht- en
schaduwvlakken, en van de monumenten waarvan je weet dat ze bezocht horen te
worden niets anders dan de silhouetten? Achteraf – ja, zoals zo vaak achteraf –
kan een groot deel van de eenkennigheid van mijn vader, van zijn solipsistische
bestaan, van zijn in zichzelf opgesloten zitten door die quasi blindheid
verklaard worden. En dat terwijl hij, aldus opnieuw Franz, vóór zijn oogziekte
een graaggeziene lolbroek en grappenmaker was geweest, die door iedereen als
sfeermaker werd verwelkomd.
Lees hier
LVO vanaf het begin