En niets scheen hem meer afkeer in te boezemen dan de
aanraking met of de doordringende lucht van verf, ongeacht of het acrylverf was
of een verfsoort met glycerol en ftaalzuur.
Jean-Paul Dubois, De
verbouwing, 135
glycerol (de)
(stofn.) 1,2,3-propaantriol, een driewaardige alcohol, een kleur- en reukloze,
dikvloeibare stof met zoete smaak
ftaalzuur (het)
(chem.) 1,2-benzeendicarbonzuur, een tweebasisch organisch zuur dat bij normale
temperatuur uit naaldvormige kristallen bestaat
tweebasisch /bij
attr. gebruik is twee beklemtoond/ (bn.) (chem.) (van zuren) twee
waterstofatomen bevattend die door metalen vervangen kunnen worden
153
De heersers op de rijbaan waren monsterachtige vrachtwagens
met rammelende lege laadbakken, waarvan de bestuurders, omdat de fabrieken rond
de stad op apegapen lagen en er dus vrijwel geen goederen meer te vervoeren
vielen, massaal als snorder bijklusten.
Pieter Waterdrinker, Tsjaikovskistraat
42, 17
snorder (de (m.);
-s) 1 illegale taxichauffeur die om
een vrachtje op te doen rondrijdt
154
Met de tekorten begon het grote graaien, het massale stelen,
het maroderen, als in de jaren vlak
na de revolutie van 1917 toen arbeiders en soldaten waren begonnen de bourgeois
te plunderen.
Pieter Waterdrinker, Tsjaikovskistraat
42, 80
maroderen
(onoverg.; marodeerde, h. gemarodeerd) op roof uitgaan, syn. plunderen
155
Hier leek de overvloed te heersen – schalen met citrusfruit
sierden de tafels, samen met vers uit de oven gehaald kaasbrood, de chatsjapoeri, spinazie met knoflook en
granaatappelpitjes, gekookte kip in notensaus, sjasliek, verse aubergines: het water liep me al in de mond.
Pieter Waterdrinker, Tsjaikovskistraat
42, 94
sjasliek (de
(m.); -s) stukjes vlees die, met tomaat, ui enz. aan een pin geregen, gegrild
gegeten worden