Wie een foto maakt, brengt iets in beeld. Dat iets is het onderwerp van de foto, de
inhoud, het voorwerp. Het in beeld
brengen betreft de manier waarop. Wie een foto maakt, weet dat hij de
werkelijkheid vangt in een rechthoekig, soms vierkant, vlak. Soms staat dat
vlak rechtop, meestal is het liggend – omdat het fototoestel nu eenmaal zo
geconstrueerd is. (Met een smartphone is dat anders, de meeste foto’s die daarmee
worden gemaakt, zijn rechtopstaand.)
Wat ik wil zeggen, is dat bij échte fotografie,
daarmee bedoel ik: fotografie gemaakt door iemand die over het medium nadenkt
en voortdurend bezig is met mogelijkheden om zijn vaardigheden te verbeteren,
en die zich dus bewust is van de problemen die zich voordoen – dat bij échte
fotografie dus de positionering in het vlak vaak de bovenhand haalt. Het in beeld brengen haalt het op het iets. Dan wordt de foto een beeld, een
compositie – en hier kan de fotograaf zich verwant voelen met de tekenaar of de
schilder. Die werken ook in een
vlak, vullen dat met kleur en tekening op een zo interessant mogelijke manier. Hier helpt het natuurlijk dat de
fotograaf heeft leren tekenen en/of schilderen. Want dan zal hij hebben geleerd
dat voor een goede tekening of voor een goed schilderij élk onderdeel van het
vlak in het beeld moet worden opgenomen. In een sterke compositie is elk
onderdeel evenwaardig.
Wie dat beseft, begint uiteraard anders naar de
werkelijkheid te kijken – en dat is een van de belangrijkste zegeningen van de
fotografie. Want los van het onderwerp van de foto, of de aanleiding ervoor,
gaat de fotograaf op zoek naar manieren om iets
op een compositorisch interessante manier in beeld te brengen – en deze zoektocht doet hem nieuwe dingen
zien. Opeens blijkt er overal schoonheid aanwezig: de weg, de muur, de schaduw
worden onderdelen van een geheel waarin het aanvankelijke onderwerp (de
wandelaar, of de wandeling) opgaat en verdwijnt.
Abbaye de Valloires (F) – 040516