zaterdag 15 september 2018

het overzicht 021


















Ik denk niet dat ik in die veertien jaar een andere foto heb gemaakt waarin zoveel niets te zien is. De hele onderste helft van de foto is – op wat donkerder wit in de rand en de twee onderste hoeken na – smetteloos wit. Hoewel, het is geen wit, het is een bleek, blauwig grijs.

Boven de ondergesneeuwde akker hing een donkere wolk, herinner ik mij. Doordat die op de foto niet te onderscheiden valt, wordt de donkerte niet verklaard. Die niet verklaarde donkerte bepaalt de sfeer van de foto.

De foto gaat over licht, over de kwaliteit daarvan.

In de verte, aan de horizon, zien we een bosrand, met enkele bomenrijen en een schuur met een besneeuwd dak. Tussen het niets hier en die bosrand vervormt het perspectief, gericht op een centraal in het beeldvlak geplaatst verdwijnpunt, de arcering van maïsstoppelrijen.

Met horizonnen is het altijd opletten geblazen. Ze mogen scheef zijn, maar dan moeten ze een dramatisch effect beogen. Wie er niet op let, zit vaak met een einder uit het lood – je moet er maar eens de stapels meestal onbekeken strandvakantiefoto’s op nakijken. Ik, gevoelig voor balans in het landschap maar ook daarbuiten, besteed er altijd aandacht aan. De waterpas in mijn toestel helpt mij daarbij, maar ik kan ook op de computer de zaak nog rechttrekken.

De regel is: horizonlijn op de helft. Of op een derde. Op een derde van de bovenrand, of een derde van de benedenrand, doet er niet toe, maar dus wel: op een derde. Wie de horizonlijn dichter tegen het kader laat aanleunen, moet goed afwegen wat hij belangrijk vindt van wat onder en boven de horizonlijn te zien is. Spelen de wolken mee zoals in een Hollands landschap van Jacob van Ruisdael, of doen ze er niet toe en gaat het enkel om wat op de voorgrond is te zien. Die zaken moet je afwegen. Hier ging het dus om het niets. Daarom mocht de horizonlijn naar boven opschuiven. Denk je de foto in zonder al dat wit: hij zou niets betekenen.

Ryckevelde – 050303