Het kan gaan om een kleurencombinatie, om twee elkaar
echoënde positioneringen van elementen binnen eenzelfde beeld, om twee
gelijkaardige objecten (zoals hier de hondjes, die bovendien ook nog eens op
elkaar gelijken, maar toch ook voldoende van elkaar verschillen): in zijn beeld
kan de fotograaf beeld-binnenrijmen vatten. Correspondenties. Niet dat hij er
voortdurend op uit is om ze te zoeken, maar wanneer hij erop begint te letten,
wanneer hij met andere woorden goed begint te kijken, of toch béter dan ‘normaal’,
dan blijkt de werkelijkheid er vol van te zitten, dan blijkt de wereld één groot
gedicht te zijn. Dat is een van de zegeningen van het fotograferen: opeens
blijkt de werkelijkheid veel méér in zich te dragen dan gedacht, zij wordt mooier,
interessanter, poëtischer. Onder meer
door dit soort echo’s, herhalingen, correspondenties, binnenrijmen.
Essentieel lijkt mij wel dat van zulke correspondenties
de componenten enkel hun werk doen als de ene van de andere geen weet heeft, als
ze zich van elkaars aanwezigheid niet bewust zijn. Het hondje weet niet van de
foto, de fietser niet van het teken op de boom. Indien de fotograaf méér zou
doen dan een dergelijke correspondentie aantreffen, bijvoorbeeld er een ‘organiseren’
door een persoon met een spade te doen postvatten naast een verkeersbord dat
waarschuwt voor werkzaamheden, ik zeg maar iets, dan mag hij het zeker niet te
opzichtig doen want het zou niet ‘werken’. De correspondenties moeten zich
aandienen, ze mogen niet worden opgezet.
In de foto met de hond in de vitrine en de
Filmfestival-affiche is er zelfs een dubbele correspondentie, merk ik nu: tussen
de hond op de affiche en de hond die door het raam kijkt, maar ook nog eens
tussen beide en de twee hondenbeeldjes links onderaan, die het wit en het zwart
van de twee eerste honden apart representeren.
Ryckevelde – 040216
? – 041229
zie ook: terugblik