Hij kijkt omlaag naar Walkers bemodderde schoenen, werpt een
misprijzende blik op zijn vuile overall en de onder zijn kin gebonden rode
hoed. De bediende stevent direct op een rij goedkope huurpakken af, maar Walker
wijst naar het dure rek. Onder een zwakke gele lamp past hij een groot zwart
jasje met glanzend fluwelen kraag – het hangt er al zo lang dat er een
mottenbal in de zak zit, maar is nog het enige in zijn maat, omdat er die dag
een bal is in Harlem en er de hele dag mannen de winkel zijn in- en uitgestroomd.
Colum McCann, Het verre licht, 90