De zelfbegoocheling
van Swann kan niet blijven duren: het staat in de sterren geschreven dat hij op
een dag met de neus op de feiten zal worden gedrukt. Dat gebeurt dan eindelijk
op een soiree bij de marquise de Saint-Euverte. Swann heeft aan M. de Charlus
gevraagd om de avond door te brengen bij Odette, zelf maakt hij zijn opwachting
bij Saint-Euverte, dans un état de
mélancolique indifférence à toutes les choses qui ne touchaient pas Odette
(322:39-40). En precies doordat hij hier niets verwacht aan te treffen dat enig
belang heeft voor zijn doel (Odette), kan hij aandacht opbrengen voor ‘de
wereld van de society (…) op zichzelf’. En zo krijgen we een min of meer
objectieve beschrijving van wat Swann aan lakeien en portiers en alle andere
mogelijke vertegenwoordigers van de verschillende niveaus van de
personeelshiërarchie die langs l’escalier
monumental (324:28) staan opgesteld, en de door hen verstrekte serviele
handelingen allemaal tegemoetkomt op zijn weg naar het epicentrum van de
festiviteit waar hij als niet langer verwachte, late gast zijn opwachting
maakt. Swann ziet in hen gelijkenissen met figuren op renaissanceschilderijen. Maar
dat vermag hem niet te vermeien: Ah! avec
quelle joie au contraire il eût grimpé les étages noirs, malodorants et
casse-cou (‘halsbrekend’; 324:32-34) van het naaistertje waar hij met
Odette een liefdesnestje had geïnstalleerd! Maar neen, hier moet hij langs al
die strenge, in opgesteven livrei gestoken dienaren, die hem aan Mantegna,
Dürer, Goya en Cellini doen denken – de opgang via de trap naar het bal van de
marquise de Saint-Euverte wordt op die manier een rondgang door de
West-Europese kunstgeschiedenis. En de gedachte aan de melkkannetjes in de
portalen langs de trap naar het kamertje van Odettes naaister lui serra le coeur (326:10).
Swann komt aan bij de
zaal waar het gezelschap een concert bijwoont. Bij de deur staan enkele mannen
te praten. Hij is geïntrigeerd door de monocles op de lelijke koppen van de mannen. Hij ziet in elk van die
monocles opeens une sorte d’individualité
(326:27): ze lijken een eigen karakter te hebben, los van de persoon in
wiens oog ze geklemd zitten. Swann wordt begroet door generaal de Froberville,
net op het ogenblik dat marquis de Bréauté aan un romancier mondaine qui venait d’installer au coin de son oeil un
monocle (327:11-13) vraagt wat hij hier komt doen. J’observe (327:16), antwoordt de romancier afgemeten. Dat kan
kloppen want Proust, van wie we kunnen denken dat hij hier met een knipoog
zichzelf als cameo ten tonele voert, omschrijft de monocle op de neus van de
romancier als son seul organe
d’investigation psychologique et d’impitoyable analyse (327:13-14).