vrijdag 25 mei 2012

geen verloren tijd 39

I, 297-308

Hoewel Odette liever niet met hem in het openbaar verschijnt, gebeurt het toch een enkele keer dat zowel zij als Swann op hetzelfde feest zijn uitgenodigd. Dan verlaat Swann voortijdig het evenement, en wanneer hij eenzaam naar bed gaat, valt het hem zwaar zich voor te stellen hoe Odette zich amuseert met de mannelijke belangstelling die haar te beurt valt. Als ze haar maar niet meenemen naar een gekostumeerd bal want de gedachte aan de wellust die zij haar daar zouden verschaffen maakt Swann nog jaloerser dan indien hij zou weten dat Odette met een van die mannen l’union charnelle (297:36) zou hebben – want van die wellust kan hij zich, in tegenstelling tot de ‘geslachtsgemeenschap’, géén voorstelling maken. Jaloezie wordt aangewakkerd door het onvermogen zich voor te stellen waarop men precies jaloers zou kunnen zijn. Het is, voegt de verteller er aan toe, zoals enkele jaren later met de jonge Marcel die in Combray naar bed wordt gestuurd terwijl Swann beneden aan tafel zit: comme je devais l’être moi-même quelques années plus tard les soirs où il viendrait dîner à la maison, à Combray (297:21-23).

Swann is dan ook des te verbouwereerder wanneer Odette dan toch naast hem staat en vraagt door hem naar huis te worden gebracht: hij heeft zich om niets zorgen gemaakt. En wanneer zij Forcheville laat weten dat diens aanwezigheid daarbij niet gewenst is, dan kan Swann al helemaal zijn vreugde niet op! Dan worden alle zorgen die hij zich over haar gemaakt heeft weggevaagd door de voorafspiegeling van vleselijke lusten en ziet hij enkel nog haar corps charmant (298:40). Zou het dan toch kunnen dat zij geen dubbel leven leidt? En dan kan Swann alleen maar verlangen naar een in alle eenvoud en vrede gedeeld leven met haar waarin de eenvoudigste dingen en handelingen une sorte de douceur surabondante et de densité mystérieuse (299:37-38) zouden krijgen. Hoewel, onmiddellijk na dit visioen beseft hij, beseft hij maar al te goed, dat Odette hem in zo’n toestand van rust, wanneer hij zou genezen zijn van zijn onstilbare verlangen naar haar en zijn verliefdheid, niet langer zou interesseren: ze is te banaal, ce que pourrait faire Odette lui serait indifférent (300:11-12). En Swann beseft, hij beseft maar al te goed dat, indien hij een dergelijke genezing zou ondergaan, hij zou ophouden te bestaan want hij ís op dit ogenblik die verliefdheid: il redoutait à l’égal de la mort une telle guérison, qui eût été en effet la mort de tout ce qu’il était actuellement (300:13-15).

Swann wordt heen en weer geslingerd tussen verliefdheid en jaloezie – en geen van beide gevoelens wil hij bewaarheid zien. Van de weeromstuit begint hij Odette te haten. Hij wacht op een aanleiding om zijn woede op haar te koelen. Die aanleiding komt er wanneer zij ingaat op zijn aanbod om naar Bayreuth te gaan en daar een kasteeltje af te huren: dan kan ze er Forcheville en de Verdurins uitnodigen en het spreekt dan vanzelf dat er voor Swann zelf, die alles betaalt, geen plaats kan zijn. Hij denkt er niet aan dat uitje van haar te bekostigen!, schrijft hij haar. Maar Swanns woede slaat al vlug weer over in zijn tegendeel en hij maakt zich zorgen over het feit dat hij door zijn boze brief in haar achting is gedaald.

En wanneer na deze heel oscillatie Swann weer bij zijn verliefdheid is uitgekomen, kan hij vrede nemen met een ingebeelde kus en een ingebeelde betoverende en lieve blik; hij is in elk geval even tevreden met die ingebeelde blik que si elle (Odette) venait de l’avoir réellement et si ce n’eût pas été seulement son imagination qui venait de le peindre pour donner satisfaction à son désir (303:5-7).

Swann beseft dat hij de redenen die hij heeft om wrokkig tegen Odette te zijn enkel kan doen gelden omdat hij haar zo graag ziet. Dezelfde redenen zouden ten aanzien van andere vrouwen, die hij ooit graag gezien heeft maar nu niet meer, niet volstaan.

Swann probeert een neutraal standpunt in te nemen en de zaak te overdenken. Misschien zou het toch beter zijn Odette met Forcheville naar Bayreuth te laten gaan: het zou zijn positie alleen maar verstevigen als Odette eens de gastvrouw zou kunnen spelen, wat ze zo graag wil. Dan kan hij zijn vertrouwen in haar demonstreren ten aanzien van Forcheville, wiens positie in Bayreuth niet anders zou zijn dan op gelegenheden in Parijs waar Swann niet – en Odette wel – van de partij is. Bovendien zou Odette Swann dankbaar zijn als hij haar die reis toch zou betalen, en ze zou bij hem komen en vriendelijk zijn en hem met al haar charmes betoveren. En ze zou hem weer smaak doen krijgen in muziek. Elle était redevenue l’Odette charmante et bonne. Il avait des remords d’avoir été dur pour elle. (304:34-36)

Odette is, hoe oppervlakkig en banaal ook, natuurlijk niet van gisteren en zij doorziet dit ingewikkelde heen-en-weer in het gemoed van Swann. Zij weet dat zij hem gerust kan mishagen en hem les faveurs auxquelles il tenait le plus (305:1-2) ontzeggen, een beetje later windt ze hem toch weer rond haar vinger.

Swann is van de twee het ziekst. Hij is in die mate het slachtoffer van zijn verliefdheid, hij is er zo verslaafd aan, dat het nog maar de vraag is of het wel goed zou zijn hem ervan te verlossen. Zijn liefde is zo tot in alles, tot in zijn hele persoonlijkheid doorgedrongen, dat Swann niet meer te genezen valt: comme on dit en chirurgie, son amour n’était plus opérable (308:41-42).

Bladzijden lang put Proust zich uit voor de beschrijving van dit hypocriete spel van simuleren en elkaar testen en bedriegen en zichzelf voorliegen. De gedetailleerd geanalyseerde gemoedsbewegingen die hij ons hier voorschotelt, zijn nauwelijks nog te volgen. Het gaat om uiterst subtiele verschuivingen, voorafnames, berekeningen. Het gaat om de spiegeling van de spiegeling van een spiegeling. Je moet, als in het schaken, niet één zet voor blijven maar als het kan drie of vier of vijf. Ik voel bij mijn lectuur van deze oeverloze bladzijden mijn aandacht verslappen.