De prinses des Laumes
heeft zich, tegen alle verwachtingen in, ook verwaardigd om eventjes aan te
lopen op het feestje van Mme de Saint-Euvertes. Met een bescheidenheid die
enkel de zeer hooggeplaatsten zich kunnen permitteren, heeft ze quasi incognito
plaatsgenomen naast Mme de Cambremer en ze volgt min of meer de
hoofdschommelingen – nu op de tonen van een prelude van Chopin – van deze
muziekexperte. Die
onopvallendheid, die ze nogal kameleonachtig opzoekt, is ook ingegeven door cet esprit d’imitation voisin de la timidité
que développe, chez les gens les plus sûrs d’eux-mêmes, l’ambiance d’un milieu
nouveau, fût-il inférieur (331:6-8). Daar, naast de lager gesitueerde Mme de Cambremer, wacht de prinses tot
iemand haar met een schrille gil zal detecteren – en dat zal dan het moment zijn
waarop ze de volle glorie van haar prestige zal kunnen genieten.
Mme de Gallardon, die
zich heeft voorgenomen om, als ze ooit de princesse des Laumes tegen het lijf
zou lopen, haar koel te bejegenen, wordt nu met haar aanwezigheid
geconfronteerd. De begroeting verloopt uiterst hypocriet. Gallardon nodigt
Laumes op een nogal dwingende manier uit om de volgende dag bij haar naar het
klarinetkwintet van Mozart te komen luisteren. De prinses begint al na te
denken over hoe ze deze uitnoding kan afschepen zonder al te onbeleefd te zijn.
Mme de Gallardon maakt haar attent op de aanwezigheid van Swann. Ze vindt het toch vreemd: un Juif chez la soeur et la belle-soeur de
deux archevêques (334:39-40). De
princesse des Laumes, genaamd Oriane de Guermantes, zegt dat dat haar niet
choqueert.
Zodra ze op de hoogte
is gebracht van Swanns aanwezigheid, wil de prinses nog maar één ding: door hem
te worden opgemerkt. Zelfs indien Chopin, die al lang dood is, in eigen persoon
zijn preludes en polonaises was komen spelen, dan nog zou het haar interesse
niet hebben kunnen opwekken. Dit ontgaat Mme de Gallardon uiteraard niet – wat zou haar wel ontgaan? –
en zij vraagt zich giftig af: il y a des
gens qui prétendent que ce M. Swann, c’est quelqu’un qu’on ne peut pas recevoir
chez soi, est-ce vrai? (335:31-33) Maar ze krijgt lik op stuk: tu dois bien savoir que c’est vrai, répondit
la princesse des Laumes, puisque tu l’as invité cinquante fois et qu’il n’est
jamais venu (335:34-36). Exit
Mme de Gallardon, de staart tussen de benen.
Het is nu de beurt aan
de gastvrouw, Mme de Saint-Euverte, om de aanwezigheid van de hoge gaste op te
merken. Door een manoeuvre van Mme de Cambremer, die een kaars die op de piano
wankelt onder de hevige aanslagen van de Chopin-interpreet voor vallen wil
behoeden, komt de prinses des Laumes echter naast generaal de Froberville te
staan. Tussen hen ontspint zich een dialoog waarin de prinses, telg van een
oude aristocratie, bijzonder nuffig de nieuwe, door Napoleon in de adelstand
verheven, aristocratie hekelt en – pars pro toto-gewijs – in dezelfde moeite
ook de voorliefde van die nieuwe aristocratie voor Empire-meubilair. De
generaal verdedigt de helden, maar de prinses wuift dat argument weg: het
heldendom lijkt haar niet het beste criterium voor sociale omgang. Ze vindt het
al lastig om gewoon, onder gelijken, diners te organiseren, laat staan s’il fallait offrir le bras à Spartacus pour
aller à table (339:37-38)!