vrijdag 11 mei 2012
schrikkel 122b
Elk jaar, voor de 1 mei-barbecue van het Masereelfonds, haalt onze geliefde voorzitter F. zijn rode sjaal boven. Hij wil zijn speech voor de toegestroomde menigte nog meer vuur geven, nog meer vlam, nog meer enthousiasme – en het is nodig. Want zeg nu zelf: beurscrisis, casinokapitalisme, Dexia, bonussen, armoedekloof, vergrijzing, jeugdwerkloosheid, vluchtelingenstroom, ecologische rampspoed – een mens wordt van minder al niet vrolijk. De doemtermen rijgen zich aaneen tot een mantra van machteloosheid. Maar wat kunnen we doen? Wat kunnen we doen om bij al onze onmacht niet wanhopig te worden? Volstaat het een rode sjaal rond onze nek te slaan en de gebalde vuist in de lucht te werpen en eensgezindheid te voelen bij ons gehoor? Moet het niet dat ietsje meer zijn, een heel klein revolutietje bijvoorbeeld? Ach, wij zitten gevangen in een zo behaaglijk en comfortabel systeem. We stellen het wel en bovendien, we voelen ons beschermd tegen een buitenwereld die alsmaar bozer op ons afkomt. En dan komen de woorden in me boven die Houellebecq in La carte et le territoire aan links wijdt. Iedereen lijkt ervan overtuigd dat we de nadagen van het kapitalisme beleven, maar waar blijft extreem-links? Un voile de cendres semblait s'être répandu sur les esprits. Een sjaal van vuur, een sluier van as. Leg het vlees maar op de roosters, de houtskool gloeit.