Het valt me moeilijk om me voor te stellen, en te aanvaarden, dat de man met wie ik nog geen jaar geleden meer dan een halfuur heb staan praten over zijn fietsreizen naar Compostela daar languit in die auto ligt, in een kist in die auto, in een sobere kist met een prachtig boeket van witte lelies erbovenop. De kerk – een Sint-Jacobskerk, dat komt goed uit – loopt helemaal vol, de plechtigheid is in hoge mate seculier, de toespraken zijn ingetogen en zinvol, een tekst van O. zelf, getiteld ‘Het streven naar geluk’, raakt mij heel diep. Tot diep in mijn hart. Of ziel, daar geraak ik even niet uit.
O., ik heb je nauwelijks gekend – maar er was dat halfuur, en er was deze tekst. Dat is al heel veel. Het is te vroeg, het was goed.