In korte tijd zakt mijn broek drie keer af – welteverstaan in
de betekenis van ‘daar zakt nou mijn broek van af’ en niet omdat mijn pens
zich in die mate bolt dat ik zonder bretellen niet langer de wetten der
zwaartekracht kan tarten.
1. BDW ontlokt bij het journalistengild nogal wat
verontwaardiging door zijn ongezouten kritiek op de media: die zijn te
commercieel, volgen de waan van de dag, maken elk langetermijndenken, toch eigen
aan een serieus politiek debat, onmogelijk. Maar wij hebben u mee groot
gemaakt, riposteren de journalisten zeer terecht, u hebt toch niet te klagen?
En los daarvan, wij draaien gewoon wat het publiek vraagt – en het publiek
geilt nu eenmaal op BDW? (Op, bijvoorbeeld, De Standaard Online gaat er
werkelijk geen dag voorbij of BDW staat in een van de hoofdpunten – en zeker
niet alleen met politiek relevant nieuws: ook zijn lichaamsgewicht, zijn
sportieve prestaties en zijn mening over de media worden belangrijk genoeg
bevonden om te worden vermeld; vandaag gaat het BDW-artikel van de dag over wat Jean-Luc Dehaene over BDW schrijft.)
2. Trainer Georges Leekens ontlokt bij alle Rode
Duivels-fans die niet ook voor Club Brugge supporteren nogal wat
verontwaardiging door zijn plotse overstap naar blauw-zwart, waarbij hij al
zijn engagementen en enthousiasme met betrekking tot het WK 2014 – met zo’n
talentvolle generatie een certitude –
zonder verpinken van tafel veegt. Iedereen voelt aan dat zoiets niet proper is,
maar prompt worden argumenten uit de kast gehaald die Leekens’ gedrag moeten
vergoelijken. Zoals: ‘Het wordt tijd dat trainers, met wie in het verleden al te
gemakkelijk werd gesold, het heft in eigen handen nemen.’ Of deze: ‘Zo is het
voetbalmilieu nu eenmaal, je kunt dat verwachten, wij kijken daar niet van op.’
Dat argument hoorde ik gisterenavond uit de mond van Jean-Luc Dehaene en
daarmee zijn we bij broek 3.
3. Voormalig premier en Europese grondwet-schrijver Jean-Luc
Dehaene ontlokt bij vele weldenkende en hardwerkende Vlamingen nogal wat
verontwaardiging door zijn klacht dat hij wordt geviseerd als het gaat om het
incasseren van ‘bonussen’ (in zijn geval zou het gaan om 3 miljoen aan inwisselbare
aandelen). ‘Waarom wordt het mij kwalijk genomen en al die anderen, die toch
ook worden uitbetaald, niet? Kijk naar Britto, die krijgt zelfs 130 miljoen! Overigens,
het is toch normaal en ingeburgerd gemeengoed dat CEO’s goed betaald worden?’ Een
van de beelden die mij te binnen springen als ik aan Jean-Luc Dehaene denk, is
dat van een fors gebouwde man die zijn weg zoekt tussen schoudercamera's en
microfoonhengels terwijl hij zijn hemd in zijn broek steekt en in dezelfde
beweging deze broek met heen en weer wrikkende bewegingen optrekt. Zit alles
goed? ‘Géén commentaar, ik antwoord niet op hypothetische vragen.’
Kijk, bij mij zit niet alles goed. Uit de drie gevallen – en
er zijn er nog wel meer op te rapen uit de recente actualiteit – onthoud ik dat
de kloof tussen het evident ethische en het laakbare-maar-algemeen-aanvaarde
definitief lijkt te zijn weggevallen. Voor alle duidelijkheid: neen, ik vind
niet dat het normaal is dat de media zich voegen naar de wensen van de ‘consumenten’
van actualiteitsprogramma’s; neen, ik vind niet dat het normaal is dat
loyaliteit en trouw worden opgeofferd aan persoonlijk gewin; neen, ik vind niet
dat in de remuneratie zo’n buitensporige verschillen moeten worden gemaakt
tussen de eenvoudigste werknemers en de zogenaamd verantwoordelijke functies.
En dus vind ik het driewerf onverdraaglijk dat dergelijke ethische bezwaren in
het openbaar worden genegeerd en zelfs door de overtreders zelf van de hand
worden gedaan als onrealistisch, niet aangepast aan deze ‘moderne tijden’ en
effenaf naïef.
Oké, dat kan dan wel zijn, maar zolang het mij vergund is,
zal ik onrealistisch, niet aangepast aan deze ‘moderne tijden’ en effenaf naïef
zijn en zal ik deze kwalificaties als geuzennamen fier voor mij uitdragen. Dát
is mijn commentaar.
De actuele vraag moet dus niet luiden: ‘Moeten wij opkijken
van de bagatellisering van misplaatst gedrag van vooraanstaande figuren?, maar,
en niet-hypothetisch: ‘Met welke riem zal ik al wie het met betrekking tot de
hier geschetste problematiek niet met mij eens is gispen?’