Een maand na het incident met de brief komt
Swann te weten, door een lompe verspreking van de schilder, dat hij niet is uitgenodigd om samen met de
Verdurins en Odette te gaan picknicken in Chatou. Het wordt hem met de grootst
mogelijke hypocrisie niet
rechtstreeks gezegd. Het gezelschap gaat uit elkaar. Odette komt samen met
Forcheville in een koets te zitten, Swann blijft alleen achter. Hij kijkt zo
beteuterd dat zijn koetsier hem vraagt s’il
n’était pas malade ou s’il n’était pas arrivé de malheur (285:41-42). In
haar nagesprek met haar echtgenoot hekelt Mme Verdurin Swanns lompheid. Wat
denkt hij wel, dat Odette van hem is? En ze noemt hem een sale bête (285:32), waarmee ze, aldus Proust (en alleen hij kan het
weten), zonder het te beseffen precies dezelfde woorden gebruikt als in Combray
Françoise, wanneer de kip die ze aan het slachten is niet meteen dood wil gaan.
Swann weigert de diensten van zijn koetsier en
gaat te voet naar huis. Hij denkt aan de Verdurins en de kring lijkt hem, nu
Odette er een ander ontmoet, belachelijk en minabel. Hetzelfde geldt voor de
picknick in Chatou: wat een kleinburgerlijke bedoening! En hoe armzalig
schijnen de grapjes van Mme Verdurin, waar hij vroeger samen met Odette
smakelijk om kon lachen, hem nu toe! Hij roept met kletterende minachting voor
zich uit, terwijl hij naar huis stapt: J’habite
à trop de milliers de mètres d’altitude au-dessus des bas-fonds où clapotent en
clabaudent de tels sales papotages, pour que je puisse être éclaboussé par les
plaisanteries d’une Verdurin (‘Ik woon te mijlenhoog boven de poel waar dat
soort vuile prietpraat klotst en kleddert om te worden besmeurd door de grappen
van een medam Verdurin’, vertaalt Thérèse Cornips nogal vrij; 287:5-8). Swann
trekt alle registers van zijn misprijzen open en vergelijkt de kring van de
Verdurins met le dernier cercle de Dante (287:37).
En hij besluit zijn diatribe:
Dieu merci, il n’était que temps de ne
plus condescendre à la promiscuité avec cette infamie, avec ces ordures. (288:18-20)
Maar natuurlijk
zijn deze woorden er meer pour assouvir
sa colère que pour exprimer sa pensée (288:36-37). En
die pensée is wel degelijk: dat hij
wil uitgenodigd worden voor de picknick. Maar hij wordt niet uitgenodigd,
bevestigt Mme Verdurin nu ook ten aanzien van dokter Cottard, die van niets
weet en ernaar vraagt. Et il ne fut plus question de Swann chez
les Verdurin. (289:21-22)