Toen ik fictie begon te schrijven, legde ik me twee regels op: geen dromen en geen weer. Als lezer ergerde ik me al lang aan ‘veelbetekenende’ meteorologische omstandigheden, aan donderwolken, regenbogen, ver onweer, net zoals ‘veelbetekenende’ dromen, voorgevoelens, bezoekingen enzovoort me verveelden. (153)