maandag 29 oktober 2012

schrikkel 285a / de dingen 80


Dit is de machine waarop ik – mezelf – heb leren typen. Ik martel nog altijd bijzonder luidruchtig het toetsenbord (zeggen mijn collega’s): dat heeft te maken met de weerstand die ik hier moest overwinnen. (En ik schoot met mijn toen nog dunnere vingers vaak tussen de toetsen door!) De machine behoorde mijn vader toe. Ik veronderstel dat hij hem nog gebruikt heeft voor zijn sportverslagjes voor La Libre Belgique. (Hij deed de thuismatchen van Patro Eisden, maar ook schaaktornooien.) De toetsen – met hun onverslijtbare witte lettertekens – zijn van bakeliet, de kast is van kakikleurig gespoten gietijzer. Ik erfde het ding, leerde er dus op typen en schreef er mijn eerste eigen teksten mee. Toen kwam er een elektronische Olivetti en nog later een hele stoet computers. Ze zijn intussen allemaal – op één na, deze waarop ik nu werk – naar het stort gebracht. Maar deze oude typemachine, mijn vaders typemachine, heb ik altijd bewaard. Ik dacht aanvankelijk: voor mijn oudste zoon, maar die illusie heb ik intussen ook al opgeborgen. Ondertussen ben ik niet zo’n goede bewaarder gebleken: het toestel heeft waterschade opgelopen. Ik heb het nu nog eens bovengehaald en heb er een regel mee geschreven om het oude gevoel in mijn vingers te herkennen. Maar het inktlint is uitgedroogd en vind nog maar eens zo’n lint! Ik besef dat dit apparaat nooit meer zal dienen. Moet ik het nog langer bewaren? Ik denk het niet.