Als, op het eind aangekomen, deze reeks een representatief
staalkaart moet blijken van wat mijn leven plusminus is (minus bijvoorbeeld een
aantal te intieme details), dan mag een beeld als dit zeker niet ontbreken. Per
slot van rekening zit ik een behoorlijk deel van mijn tijd met mijn neus in
teksten. Teksten in boeken, teksten op schermen. Een computerscherm hebben we
hier al gehad. Maar ik lees toch het liefst in een boek, ik kan me niet
voorstellen dat het ooit nog anders zal zijn – welke technologische
ontwikkelingen er verder nog op ons afkomen. (De enige mogelijkheid is dat nieuwe
belangrijke teksten op een gegeven niet meer in boekvorm zouden worden
uitgegeven.) Ik lees het liefst in een boek, en dan nog bij voorkeur in een
eigen exemplaar, een boek dat ik heb en dat ik, in het gebruik ervan, nog meer
tot het mijne kan maken. Al ben ik toch zuinig met aantekeningen (altijd in
potlood uiteraard want met inkt in een boek krassen, is oneerbiedig). Af en toe
is het verhelderend, zoals hier. Maar meestal gaat het om onder- of
aanstrepingen waarbij ik me afvraag wat het er eigenlijk toe doet, dat ik het
doe. En waarom ik het doe. Het is alsof ik door woorden en zinnen en soms hele
passages aan te strepen de tekst kleiner wil maken, in beter te behapstukken brokken
opdeel; het is al een onderdeling van de vertering – als je tenminste op het
lezen van een tekst de metafoor van het eten en verteren kunt toepassen.