Gisteren maakte op de radio een reclamemaker zijn beklag dat
Vier de reclame ‘te cynisch’ brengt. Het is de bedoeling dat reclame onderhuids
blijft, dat de consument haar onbewust te verwerken krijgt. Er met ironie en
grapjes – ‘Hoera, reclame!’, waarbij in dat hoera
natuurlijk ook de connotatie van zich prostitueren meezindert – op een
averechtse manier de aandacht op vestigen – zo
van: jullie weten allemaal dat reclame een noodzakelijk kwaad is voor een
commerciële zender, slik nu maar even die bittere pil door –, dat kan dus
niet volgens die reclameman. En in zijn opmerking klinkt al het ultimatum door
aan het adres van Vier: jullie zullen het anders moeten aanpakken of jullie
zullen eens zien wie er werkelijk de touwtjes in handen houdt. Hij zegt het
zelfs letterlijk: ‘Dat zullen ze toch eens moeten herbekijken!’
Het is duidelijk: Woestijnvis botst hier op de grenzen van
het studentikoze, nu wordt het serieus. Ironie slaat, in deze door
salesmanagers en adverteerders geregeerde wereld, om in cynisme. Die
commerciële wereld houdt niet van meerduidigheid. De humor en fratsen die hij
in zijn boodschappen gedoogt – reclame- en andere boodschappen, maar het
onderscheid is steeds moeilijker te maken – moet duidelijk zijn en vrij van
alle subversiviteit. Woestijnvis zal zich hiernaar moeten schikken – en zal,
zoals alle vissen in de woestijn, naar adem moeten happen. De fata morgana is
voorbij.