494
Hoe de bomen heten weet je niet, hoe de bloemen, de
planten, de wolken heten evenmin. (29)
495
Je zult je weg vervolgen, kijken naar de bomen, het
water, de stenen, de lucht, je gezicht, de wolken, de plafonds, de
leegte. (33)
496
Het water omringt je aan alle kanten, de zwarte,
onbeweeglijke, ongewoon vlakke zee, die niet eens fosforesceert, en toch heb je
de indruk dat je elk detail zou kunnen ontdekken, het geringste wolkje
als er een hemel was, de kleinste landtong als er een horizon was. (56)
497
Je hoort zonder ooit te luisteren, ziet zonder ooit te
kijken: de scheuren van het plafond, de stroken van het parket, het patroon van
de tegels, de rimpels rond je ogen, de bomen, het water, de stenen, de
voorbijrijdende auto’s, de wolken die in de hemel vormen van wolken
aannemen. (64)
498
Bomen, stenen, water, wolken, zand, baksteen,
licht, wind, regen: het enige wat telt is je eenzaamheid: wat je ook doet, waar
je ook gaat, alles wat je ziet is onbelangrijk, alles wat je doet is
tevergeefs, alles wat je zoekt is onecht. (78)