In deze tijden van massaal verkiezingsgebus zie ik een
atypische einzelgänger iets ánders dan verkiezingspropaganda aan de man brengen.
P. van De Werf. Hij gaat rond met folders van het Brugge Jazz-jazzfestival. P.
is een veelkleurige verschijning in het straatbeeld, nogal atypisch in de
kleren gestoken, zou je kunnen zeggen. Behangselpapiermotieven, een oud
gordijn, een toile cirée-dessin: het
kan bij P. allemaal. Hij of zijn vrouw, of allebei, kunnen goed naaien. Maar
het is mooi, vind ik. Excentriek en eigenzinnig maar mooi, en dat moet ook
kunnen. Ook in het brave Brugge. P. rijdt zijn kinderen rond in een bakfiets en
kijkt naar de wereld door een bril die nu modieus is maar toen ik hem voor het
eerst op P.’s neus zag nog niet. P. houdt, klaarblijkelijk, van eigenzinnige deuntjes
die dissoneren met de monotone lijnen van de normaliteit. Hij groet mij als ik
hem zie, zoals ik hem groet. Zonder dat we elkaar goed kennen, eigenlijk. Maar ’t
heeft iets speciaals, zo naar elkaar dezelfde naam uitspreken. Want P. heet ook
Pascal, zoals ik. Ik vind het moedig van P., dat hij zijn jazzfolders bust. Ik
maak een foto van hem. Ik doe, samen met S., dezelfde stadswijk, blijkbaar.
Maar dan niet voor een jazzfestival. Wel voor de verkiezingen. Ik heb zo een
donkergroen vermoeden dat P. misschien wel voor mij zou kunnen stemmen. Hoewel,
ik ga niet naar zijn jazzfestival. Enfin, we zien het wel. Iedereen doet wat
hij moet. En als iedereen daarenboven nog eens iets waardevols zou doen wat hij
niet moet doen, dan kan de wereld
daar alleen maar beter van worden.