Als ik een vertegenwoordiger van een diersoort iets zie doen
wat ik nooit eerder enig ander individu van die soort heb zien doen, dan
ontwaakt in mij de etholoog. Het lijkt mij altijd een ingrijpender verandering
dan om het even welk exploot van om het even welke diersoort dat toch op de een
of andere manier binnen de verwachtingen blijft. Het doet mij denken aan wat Milan
Kundera op de openingsbladzijden van Het
boek van de lach en de vergetelheid schrijft over de vogelsoort merel: het
historisch te situeren feit van de migratie van de merel van bos naar stad is,
in een bepaald opzicht, dat wil zeggen vanuit een bepaald perspectief gezien,
ingrijpender dan om het even welke migratie van een menselijke bevolkingsgroep.
Het gaat om een fundamentele wijziging in het ‘normale’ gedragspatroon van de
diersoort merel – terwijl het bij Vandalen, Wisigoten, Turken of wat dan ook
toch nog altijd om het invullen ging van dezelfde behoeften en drijfveren, maar
dan enkel met andere middelen of op een andere plaats. Zo bekeken
vertegenwoordigt een kraai die zijn angst voor auto’s blijkt te hebben
overwonnen een grotere revolutie dan een mens die – ik zeg maar iets – op 39
kilometer hoogte uit een capsule springt aangezien het altijd des mensen is
geweest kicks op te zoeken en grenzen te verleggen.