Bus
Als haringen in een bedoomd bokaal
schuiven ze voorbij om kwart voor acht,
de ochtend van een midweekse dag.
Kap over kop, het is nog nacht.
Op hun weg van bed naar bank,
nog half in slaap, sloom en slaafs
in een systeem dat suddert en suft.
Te moe en lui om balorig te zijn.
Eentje veegt mouw over condens:
aan de overkant staat een mens,
fototoestel voor zich uit geheven.
Wat staat die mens zich te vergapen
aan een voorbijrijdende bus met mij
erop? Maar de vraag is, pas gesteld,
al weg. – En Eentje zoekt weer loom soelaas
op het touchscreen van zijn smartphone.
De schemering zet uit. Gedachteloos
schakelt de chauffeur van tweede
naar derde. De banden van de bus
slurpen zich een weg over nat asfalt.
Straks is er buiten meer licht dan binnen
en kan – alweer – de dag beginnen.