Het seizoen van de vallende blâren en de glimmende keien is
weerom aangebroken. Van de kleddernatte dagen die korten, de miezerregen die maar
zichtbaar wordt tegen het licht van de halogeenlampen langs de wegen waarop het
verkeer smierend door het sop in de uitgesleten geulen voorbijschuift. Een
gemene windstoot overstretcht de baleinen van een paraplu. Een haastige stap in
een donkere straat. Een onverwacht fel kleur tegen de grond. Treurigheid alom.
En verlangen naar de lente, nu al.