Ik heb Julian Barnes’ recentste roman nu voor de derde keer
gelezen, de laatste twee keer onmiddellijk na elkaar – en pas nu begin ik
werkelijk te begrijpen waar het om gaat. Je zou kunnen zeggen: een roman die je
drie keer moet lezen vooraleer hij zijn geheimen openbaart, dat is geen goede
roman. Maar in dit geval gaat dit niet op. Integendeel: deze roman gaat precies
over hoe iets, zeg maar ‘het leven’, zich pas na een tweede of derde keer ten
volle toont, en over het feit dat dat natuurlijk – helaas – met ‘het leven’
niet mogelijk is.
Een boek kun je drie keer lezen, maar leven doe je maar één keer. Je kunt je leven maar één keer
leiden.
Tony is jong. Tony maakt een fout. Tony verdringt die fout
en beseft niet wat hij ermee heeft aangericht in de levens van anderen. Hij
leidt, met een middelmatig onvermogen tot empathie, zijn eigen leven. Het is
een middelmatig leven, zoals ‘de meeste levens’: vol compromissen en
benepenheid. Op het eind van zijn middelmatige leven – de oorspronkelijke titel
van Barnes’ boek is The Sense of an
Ending – beseft hij de ware omvang van zijn veertig jaar eerder gemaakte
fout. Hij voelt: wroeging. Wroeging is spijt over iets dat niet ongedaan kan
worden gemaakt. Maar hij voelt ook: ‘een meer algemene wroeging’, over het
leven, omdat het niet kan worden overgedaan en omdat foute beslissingen niet
kunnen worden verbeterd. En hij voelt: ‘een speciaal soort wroeging’. Dat is:
‘een pijn, eindelijk teweeggebracht bij iemand die altijd had denken te weten
hoe hij het kon vermijden te worden zeer gedaan – en juist om die reden teweeggebracht’.
Romans gaan over ‘de ontwikkeling van een karakter binnen
een bepaald tijdsverloop’. De verandering die Tony ondergaat, is dat hij beseft
dat hij door zijn gebrek aan empathie fouten heeft gemaakt, maar ook dat zijn
leven middelmatig is geweest en hopeloos op zijn einde loopt. Hij heeft één
grote particuliere fout gemaakt, maar ook één grote algemene fout: hij heeft
pijn vermeden, hij is de grote uitdagingen niet aangegaan, hij heeft gekozen
voor een risicoloos en onavontuurlijk bestaan – en daardoor is hét leven, in al
zijn grootsheid en veelzijdigheid, grotendeels aan hem voorbijgegaan. En nu
staat hij daar: mislukt huwelijk, een dochter die hij nauwelijks te zien
krijgt, de schande van een vreselijke fout veertig jaar geleden begaan, toenemende
kaalhoofdigheid en nog maar enkele jaren te gaan.
De rust waarnaar hij altijd heeft gestreefd, is definitief
veranderd in onrust.
Het gegeven dat de tijd meedogenloos in één richting
stroomt, van begin naar eind, staat in deze meesterlijke en schijnbaar
eenvoudige maar in werkelijkheid bijzonder complexe roman centraal. Als je jong
bent, leef je in het uitstel: het ware leven moet nog beginnen. Maar pas veel
later merk je dat je toen niet beschikte over het vermogen om vooruit te
blikken op de manier waarop je in je latere leven zou terugblikken. Pas veel later ook merk je dat
die jonge jaren cruciaal waren: dat je in je adolescentie het grootste
absorptievermogen had, en dat je als jongvolwassene het best opgewassen was
tegen de listen van de al aan je huid en haar knagende tijd. Maar dan is het te
laat. Wie niet goed, wie slechts middelmatig heeft geleefd, moet zich behelpen
met een paar herinneringen. Hij merkt dat de grote emoties en brede gebaren het
voorrecht zijn gebleven van literaire personages.
Over de werking van het geheugen – of beter gezegd het niet
of het slecht werken ervan – gaat Alsof
het voorbij is ook. Barnes valt met de deur in huis: ‘Ik herinner mij, in
een willekeurige volgorde:’ – waarop hij zes disparate waarnemingen opsomt,
indrukken die later in het verhaal zullen opduiken. Je herinnert je niet meer
dan enkele flarden: ‘de glimmende binnenkant van een pols’; ‘stoom die opstijgt
uit een natte gootsteen’; ‘badwater, allang afgekoeld achter een gesloten
deur’. Losse beelden die, uit hun context (het levensverhaal) gerukt, niets
betekenen.
Wie het geheel wil reconstrueren, heeft verbeeldingskracht
nodig. (Of kan gewoon het boek een tweede, of derde keer lezen – want
natuurlijk heeft Barnes het niet alleen over ‘het leven’ maar ook over
‘literatuur’ en meerbepaald: zijn boek.) En wie zich in zijn levensavond –
wanneer verandering in het leven onwaarschijnlijk is geworden – iets herinnert
wat hij lang vergeten was, en merkt dat zijn huidige herinnering afwijkt van de
ervaring die hij destijds had, kan hiervan zijn verandering aflezen en een
balans opmaken. Daar kan de middelmatige misschien nog zijn middelmaat
overstijgen: de meesten slagen er zelfs niet in die balans op te maken. In die
zin is Alsof het voorbij is toch nog
een optimistisch boek.