T. had in Moerkerke in de etalage van een kleine
fietsenwinkel een fiets zien staan, ze was al eens op prospectie geweest en nu
moest ik haar voeren met de auto: ze ging de fiets kopen en ermee terugkeren.
En of ik toch nog eens vlug wou kijken of het wel een goede fiets was. Dat was
het. Het was een van de laatste fietsen die mijnheer Verhoestraete (ik ben nu
even zijn naam kwijt maar noem hem Verhoestraete) in de aanbieding had. Er
stond ook nog een oud grasgroen Peugeotje, een vrijetijdsmodel damesfiets met
dunne bandjes, naar schatting een jaar of dertig oud. Mijnheer Verhoestraete was
83, in voor een babbel en tuk op poseren in zijn werkplaats. Hij vertelde over
vroeger tijden. Hij was de vaste mechanicien van Guido Reybroeck geweest. Boven
zijn werkbank hing een foto met een spurtende Reybroeck. ‘Vlaminck’ en Merckx kwamen hier regelmatig
over de vloer. Zelf had mijnheer Verhoestraete ook nog gekoerst, maar dat was
nooit een succes geworden. Dan maar gaan werken in ‘Zillegem’ (Zedelgem), in de
Flandria-fabriek. Twintig kilometer door, twintig weer, in weer en wind. Hij
had wel wat tijd nodig om T.’s fietsbanden op te pompen. Het slangetje paste
niet op de compresseur, er kwam een
nijptang aan te pas en de handen van mijnheer Verhoestraete beefden. T. was
blij met haar fiets. Hij bolt goed. Ik wierp, toen we wegreden, nog een blik op
de etalage van mijnheer Verhoestraetes winkel. Dubbel zo leeg als toen we hier
aankwamen. Ik vroeg me af of mijnheer Verhoestraete dat Peugeotje nog zou
verkopen, bij leven.