De wind huilde in de schoorsteen, mijn moeder lag te zuchten
op de canapé en mijn vader, die ik behalve aan tafel nooit zittend heb gezien,
beende tot bedtijd onafgebroken in de enorme zaal heen en weer.
W.G. Sebald, De ringen
van Saturnus, 259
ǁ
Het lugubere, lege kasteel, de zwijgende vader die urenlang
de salon op en neer loopt, de zieke moeder die zich nergens meer mee bemoeit,
de omgeving die al melancholiek was voor de latere melancholicus het woord kon
uitspreken (…)
Cees Nooteboom, Labyrint
Europa, 444