woensdag
Waarom droom ik altijd van moeilijke tochten per gammele
fiets, zwaar beladen, over een geaccidenteerd parcours met slecht bestrate
wegen waar ook voortdurend infrastructuurwerken aan de gang zijn, die tot
ondoorgrondelijke en slecht bewegwijzerde omwegen aanleiding geven – en dat
alles om aan te komen in een huis dat helemaal overhoop ligt, waar niets op
zijn plaats staat of naar behoren functioneert, en waar dringend vanalles moet
worden ingepakt want er staat alweer een lastige verhuizing op het programma en
de auto waarin de nog in te pakken valiezen en kratten en dozen moeten worden
ingeladen, is er nog niet maar er zou, naar verluidt, ook al een probleem mee
zijn...? Ach, waarom droom ik altijd zo? Waarom moet ik zo doende altijd
dodelijk vermoeid wakker worden, alsof ik ben thuisgekomen van een verre reis
die niets heeft opgeleverd... Nu ja, thuis... ¶
Cees Nooteboom bezoekt de kathedraal van
Burgos, een orgie van verticaliteit en een vergulde poging om de tijd te rekken
in dit ondermaanse. Gidsen klampen aan, maar Cees, altijd belust op het eigen
tempo en de onbevangenheid die een gevolg is van niet-weten, slaat hun diensten
af. Het bouwwerk is echter in hoge mate ondoorgrondelijk, zelfs de heiligen in
de nissen lijken te zijn vergeten waarvoor ze alweer konden worden ingeroepen.
En uiteindelijk aanvaardt Cees de diensten van een oude man. ‘Heel binnenkort
zou hij sterven, maar hij zou er blijven rondlopen en niemand zou het merken.’
Dat is door zijn meerduidigheid een fenomenale zin, natuurlijk. Want wat
precies zal niet worden opgemerkt? (Cees Nooteboom, Labyrint Europa) ¶
© Walter Bibikow |
Bijna dertig jaar geleden, in mei 1987 om
precies te zijn, liep ik daar ook rond, in dat burgosiaanse ondermaanse. Het
was volle maan, overigens, de avond die ik er doorbracht. Het was een
uitgangsavond voor de studenten en er was er niet een die ik begreep. Die
kille, felle schijf probeerde zich te verbergen achter de bomen op de heuvel
naast de kathedraal die ik eerder op de dag had bezocht. Tijdens een
huwelijksfeest nota bene. De dochter van een plaatselijke notabele moet het
zijn geweest want er was nogal wat pump en
circumstance onder die vergulde verticaliteit
en de heiligen die er ook toen al niet veel meer van zullen begrepen hebben in
hun nissen. Pitteleers die in zwaluwstaarten eindigden, witte anjers in
pochetten, ruisende ruches van een beeldige smetteloze trouwjurk. Ik nam plaats
op een van de achterste rijen en liet me meevoeren door de Castiliaanse
incantaties, en in het niet-begrijpen van de taal (maar ik herkende natuurlijk
wel de formules) ontwaarde ik, schuchter, een aanzet tot religieuze ervaring.
(Ik zou later nog vaak deze anekdote vertellen tijdens gesprekken over hoe de
teloorgang van de kerk werd ingezet met het invoeren van de volkstaal tijdens
de vieringen.) Hoe zou het nog gesteld zijn, met dat koppel, vraag ik me nu af.
Zijn zij nog in leven, hebben zij kinderen gekregen, en welke levens gaan die
dan tegemoet? Misschien werden zij op hun beurt al door hun ouders ten altare
geleid en hebben ook zij zich al voortgeplant. ¶
De mensen die verdwijnen, en niemand zal
het hebben gemerkt. Tot een jaar of twee geleden zag ik op het perron in Brugge
regelmatig, los van elkaar, drie mensen die mij opvielen en die ik vanaf een
bepaald, niet te traceren, ogenblik nooit meer heb teruggezien. Ze zijn
verdwenen, en velen zullen het niet hebben opgemerkt. Zoals ook ik het
verdwijnen van nog anderen niet heb opgemerkt. En zoals velen mijn verdwijnen,
ooit, niet zullen opmerken. De drie waren: een jonge vrouw met een eigenzinnige
manier van zich kleden en acajou geverfd haar; een oudere man die altijd een
boek en een tijdschrift, meestal de Knack,
bij zich had en nooit een boekentas; een man van middelbare leeftijd en ietwat
gemengd ras die altijd keurig gekleed was en zodra hij gezeten was een
Pléiade-deeltje bovenhaalde en onverstoorbaar begon te lezen. De jonge vrouw en
de lezer verdwenen totaal onverwacht, wellicht door een verhuizing of het
aanvatten van een andere job, en het moet weken of maanden geduurd hebben
vooraleer ik het merkte. Van de oude man verraste het mij niet dat ik hem niet
meer zag. Iemand wist mij te vertellen wie hij was en dat hij op pensioen was
gegaan en meteen daarna ziek geworden. ¶