© AMVC - Letterenhuis |
9 december 2015
woensdag
In het begin van de jaren negentig stelde Jozef Deleu, in
die tijd op het hoogtepunt van zijn gezag als Vlaams cultuurdrager, in alle
ernst voor om van het Nederlands een van de voertalen van het zich nog volop
verenigende Europa te maken. Dat kon toen nog. Vlaanderen verkeerde in die
dagen in een soort van euforie omdat het zich nog maar net ook in economisch
opzicht (na de culturele emancipatie) aan het losmaken was van het Belgische
keurslijf, het werd zich bewust van de eigen draagkracht, en het positioneerde
zich ook met toenemend zelfbewustzijn tegenover die andere, iets noordelijker
gelegen, Nederlandstalige entiteit. Het pleit voor Deleu – die waarachtig zijn
naam niet gestolen heeft – dat hij van meet af aan de Vlaamse
zelfgenoegzaamheid hekelde. Hij had een viscerale afkeer van het flamingantisme
dat in technocratische borstklopperij was ontaard en dat zijn juichkreten enkel
in een schabouwelijk management-Engels de wereld vermocht in te sturen terwijl de
Vlamingen ondertussen achteloos hun eigen taal en cultuur verkrachtten. Deleu
hekelde de vlaamskiljons en de kanunniken (zijn definitie voor de zelfgenoegzame,
op de status-quo gestelde en welgestelde Vlamingen die in werkelijkheid de
macht in handen hebben of haar slaafs volgen, en die zich niet op het plein van
het openbare debat wagen), en hij pleitte voor een bescheiden, op de wereld
gericht maar daarom niet minder zelfbewust respect voor de rijke Vlaamse
cultuur en de eigenwaarde van het Nederlands. Dat dus volgens hem niets minder
dan de lingua franca van de Europese Unie moest worden. Het typeert
Deleu’s bevlogenheid. Ondertussen is de wereld danig veranderd – en dat is een
van de dingen die mij bij het herlezen van deze ‘negen redevoeringen’ heel
sterk opvalt: hoezeer de wereld in de voorbije kwarteeuw is veranderd. Deleu
schrijft progressief in de laatste jaren voor de grote informatica-omwenteling,
de economische globalisering, het opkomen van de ecologische problematiek, de
jaren van terreur en ongeziene migratiestromen – zonder ook maar een van deze
omwentelingen te voorzien. Ik weet niet hoe het intussen is met Jozef Deleu
maar ik ben wel benieuwd of hij zijn redevoeringen vandaag nog altijd met
dezelfde aplomb en vanuit hetzelfde positieve Vlaams zelfbewustzijn zou
schrijven. (Jozef Deleu, De pleinvrees
der kanunniken)