© Sophie's Choice |
15 december 2015
dinsdag
‘Dat komt bij mij binnen,’ zei Christine Mussche een paar
keer tijdens ‘Alleen Elvis blijft bestaan’, het
beeldfragmenten-plus-interviewprogramma dat voortreffelijk wordt geleid door
Thomas Vanderveken, stilaan de chouchou van meerwaardezoekend Vlaanderen. Ik
vind dat een eigenaardige uitdrukking: ‘dat komt bij mij binnen’. De advocate –
naar verluidt ‘een van de bekendste van het land’, maar dat was mij helemaal
ontgaan, ik zal te weinig de kwaliteitspers hebben gelezen – had het ook een
paar keer over empathie. Een vermogen dat zij in haar beroep aan de dag moet
kunnen leggen, maar ook een vermogen waarvan zij het ontbreken vaak moet
vaststellen. Bij de misdadigers bijvoorbeeld, die zij in bepaalde situaties
wenst te verdedigen: ‘Zij beschikken totaal niet over het vermogen om zich
empathisch op te stellen.’
Mussche huldigde een soort van deterministische opvatting.
Uiteraard praat zij niet goed wat daders doen, maar zij wijst toch op bepaalde
predisposities waarvoor geen verantwoordelijkheid kan worden opgeëist. Sommige
filosofen, zo voerde Mussche aan, wijzen op het feit dat aan de zogenaamd vrije
wilsbeslissing altijd, op een onbewust niveau, een oncontroleerbaar proces
voorafgaat. Wij kregen een fragment te zien van een Amerikaanse filosoof (wiens
naam ik niet heb onthouden), die in een lezing daarover zijn publiek toesprak (ik
parafraseer uit het hoofd): ‘Terwijl jullie naar mij luisteren en mij proberen
te volgen, dénken jullie onwillekeurig allerlei zaken over mij. Dat denken
gebeurt, zo voelen wij het toch aan, met woorden. Er is een innerlijke stem die
voortdurend praat: “Wat heeft hij een rare das aan”; “Dat heeft hij goed
gezegd”; “Waarom gebruikt hij dat moeilijk woord als er gemakkelijkere
voorhanden zijn”, dat soort gedachten. Maar wie beslist wat die innerlijke stem
zegt? Worden de woorden van die innerlijke stem op dezelfde manier gekozen als
de woorden die je uitspreekt in een gesprek? Neen dus. Die innerlijke stem is
autonoom, hij onttrekt zich aan onze vrije wil.’ Hedendaags wetenschappelijk
onderzoek lijkt dit, op basis van hersenscans en dergelijke, te bevestigen:
vlak voor de zogenaamd vrije beslissing, zo is op die scans zichtbaar, is in de
hersenen een activiteit waarneembaar die duidelijk niet gestuurd wordt
door het vrije individu.
Mussche leek het gedetermineerd-zijn te willen uitbreiden
tot buiten het strikt fysiologische. Daders zijn ook altijd maar het product
van hun opvoeding en omgeving. ‘Ze doen wat ze doen omdat ze zijn wie ze zijn.’
En dus zijn ze niet ten volle verantwoordelijk voor hun daden. Daarmee begeeft
de advocate zich op glad ijs, lijkt me. Ook al heeft ze gelijk – ik geloof ook
dat mensen in grote mate doen wat ze doen omdat ze zijn wie ze zijn, en ze zijn
wie ze zijn omdat hun antecedenten hen zo hebben gemaakt – dit kan nooit een
excuus zijn. Wie dit aanvaardt, zet niet alleen de rechtspraak maar meteen onze
hele maatschappelijke ordening op de helling. Je kunt nooit een samenleving
organiseren als je niet minstens een norm van wenselijk gedrag vooropstelt,
alsook de manier waarop de afwijking van die norm moet worden gesanctioneerd.
Een idee van vrijheid, ook al is die idee puur theoretisch of axiomatisch, is
noodzakelijk. (Dit is het moreel-pedagogische probleem waarmee ouders zich
geconfronteerd zien wanneer hun pubers wangedrag vergoelijken door uit te
pakken met het argument ‘Zo ben ik nu eenmaal! Ik bén zo!’.)
Het lijkt onvermijdelijk dat Mussche met deze
moraalfilosofische bespiegelingen in een knoop geraakt. Zij probeerde er zich
nog uit te redden door een onderscheid aan te brengen tussen schuld en
verantwoordelijkheid, maar dat onderdeel van haar exposé kon mij toch niet overtuigen.
Misschien was Thomas hier wat te beducht om de ontmoeting te laten ontaarden in
een masterclass moraalfilosofie. Mussches ideeën blijven, zo leek me, in een
hypothetische fase steken – maar door haar na het aanhoren van haar exposé denk
ik nu toch aan haar cliënten als aan eerste gebruikers van een product die,
zonder het zelf ten volle te beseffen, in feite proefpersonen zijn in een
testfase.
Christine Mussche wenste verdachten in bepaalde situaties
liever niet te verdedigen: niet-verdedigbaren zijn, volgens haar,
bijvoorbeeld diegenen die bij een gruwelijk vergrijp een onweerlegbaar
DNA-spoor hebben achtergelaten. Dat meen ik toch uit haar betoog te hebben kunnen
opmaken – waarbij ik mij de vraag stel of de advocate hierdoor niet met
zichzelf in tegenspraak komt. Want als die misdadigers ook maar een beetje niet uit vrije wil handelden, dan moeten
zij toch worden verdedigd tegen een rechtspraak die nog altijd van de
veronderstelling uitgaat dat een individu wel degelijk over een vrije wil
beschikt en dat er hoogstens verzachtende omstandigheden kunnen worden
ingeroepen?
‘Dat komt bij mij binnen.’ Christine Mussche zei het onder
meer over die iconische scène in de film Sophie’s Choice: de door Meryl
Streep gespeelde moeder moet, daartoe verplicht door het in de gedaante van een
nazibeul gepersonifieerde kwaad, kiezen welke van haar twee kinderen zij zal
opofferen ten einde het hachje van het andere kind en zichzelf te redden. Een
onmogelijke keuze. Toen op het scherm tussen haar en Thomas in het fragment
speelde, wendde de advocate theatraal het hoofd af. ‘Ik kan dit niet meer
bekijken. Alleen de klank al komt zo bij mij binnen.’ ‘t Is een zeer
burgerlijke reflex, vind ik, van iemand die door de uitermate beschermende
omgeving waarin ze is opgegroeid duidelijk gepredisponeerd (?) lijkt om geen al
te heftige emoties ‘te laten binnenkomen’ en die, op basis van opportunistische
– ‘onverdedigbaar’ – beweegredenen beslist over wie ze wel en wie ze niet wil
verdedigen.
Wat is de relatie tussen dit ‘laten binnenkomen’, een vrij
vrouwelijke notie overigens, en het empathisch vermogen? Empathie lijkt
integendeel een beweging naar de ander toe te maken, het lijkt een vermogen om
in zich in de plaats van iemand anders te stellen. Het heeft meer iets
omhullends. Bij het ‘laten binnenkomen’ lijkt er sprake van een penetratie door
iets externs in de eigen onbeweeglijke kern.
Stof tot nadenken.