© rr |
8 december 2015
dinsdag
Een kever zit in de naad van muur en plafond. Of neen, het
is geen kever, het is een wants. Een grote wants van wel tien centimeter. Het
doet mij denken aan Gregor Samsa. Alleen ben ik het niet die in die keverwants
is gemetamorfoseerd. Maar wie is het dan wel? Beangstigend is het wel. Ik neem
me voor het beest buiten te zetten, maar hoe moet ik het vangen? Ik kan er niet
bij zonder ladder, en bovendien bemoeilijkt de hoek waarin hij zit te wachten
en te observeren deze vangst. Kafka is, besef ik terwijl ik stilaan wakker
word, een dagrest want gisteren op de trein passeerde de Franse inzending voor
het Eurovisiesongfestival 1976 ‘Un, deux, trois’ van
Catherine Ferry op mijn iPod en in de lyrics van dat lied staan de gevleugelde
woorden ‘Un, deux, trois / La vie n’est pas pour moi / Un livre de Kafka’ – en
dat Fremdkörper moet dan blijven hangen zijn, zoals die kever aan mijn gedroomd
plafond. Ik herinner me nog iets uit mijn droom, maar het trekt zich alweer
terug, zoals dat gaat met dromen bij het ontwaken: wat een hecht bouwsel leek,
valt in stukken uiteen en verkruimelt, zoals – en deze vergelijking dank ik aan
een andere dagrest, een stukje uit The
Shawshank Redemption die ik eergisterenavond zag, dus ben ik tijdens dit
interpreteren nog aan het dromen, of toch half – zoals de steen verkruimelt die
een van de medegevangenen van Andy en Red bij het werken op het veld opdelft om
er Andy een plezier mee te doen want Andy wil schaakstukken maken van
zwerfkeien, al was het maar om zijn eigenlijke nachtelijke activiteiten te
camoufleren. ¶
Ik had mij voorgenomen om er geen woorden meer aan vuil te
maken, maar dit moet me toch van het hart: het volstaat dat hij – als eerste
Vlaamse politicus – ’s morgens reageert op de verkiezingsuitslag in Frankrijk,
of hij krijgt een volle twintig minuten ’s avonds in Terzake om zijn standpunt
nog eens in het lang en het breed uit de doeken te doen. Met verve, het moet
gezegd. ‘U was er wel vlug bij,’ houdt de woordvoerster van dienst nog even de
schijn hoog. ‘Maar ik had mijn reactie al op voorhand uitgeschreven,’ antwoordt
De Wever cynisch. Hij houdt niet eens meer de schijn hoog dat hij niet op
voorhand zeker hoort te zijn dat hij wordt uitgenodigd in een nieuwsduidingsprogramma.
Wat het op dat ogenblik niet is, natuurlijk, een nieuwsduidingsprogramma. En
dat los van de bedenking wat de mening van een burgemeester van een middelgrote
stad in België over de Franse verkiezingen er eigenlijk toe doet. ¶