© Ida
|
24 november 2015
dinsdag
Ida zit aan de keukentafel bij haar
tante. Zij twee zijn de enigen van hun familie die de Holocaust hebben
overleefd. Ida heeft net van haar tante vernomen dat zij joodse is. Dat wist ze
niet: ze was nog te klein toen ze in een katholiek klooster aan de zorgen van
de nonnen werd toevertrouwd. Daar is ze opgegroeid, ze staat nu op het punt
haar geloften af te leggen. Maar eerst moet ze nog de test van de boze
buitenwereld doorstaan. En dus is ze op bezoek bij haar tante, die ze voor het
eerst als volwassen vrouw ziet. Ida’s tante is een wereldse, getormenteerde
vrouw. Alleenstaand, ongelukkig. Ze drinkt en rookt. Dat doet ze nu bij het
keukenraam. De rook van haar sigaret kringelt tegenlicht, in een mooi en zonder
enige twijfel bestudeerd zwart-wit contrast, naar het plafond. ‘Wacht even,’
zegt de tante van Ida, ‘ik ga even die foto halen waar je ouders ook op staan.’
Ida heeft geen herinnering aan haar ouders. Ida legt haar sigaret in de asbak,
zonder hem te doven. De rook kringelt. In het volgende shot kijken we samen met
Ida en haar tante naar de foto op de tafel. Ida’s tante wijst de personen aan
en noemt hun namen. Nu krijgen we opnieuw een breder shot: Ida en haar tante
aan de tafel, en op de achtergrond het raam en de asbak. Maar er kringelt geen
rook meer. Is die sigaret zo snel gedoofd, dat kan toch niet? Dit moet een
foutje van de regisseur zijn. Of juist niet? Vestigt de regisseur op deze
manier nu net onze aandacht op die rook? Doet hij ons met deze opzichtige – en misschien
opzettelijke – vergissing uitdrukkelijk aan de rook denken die boven de
crematoria kringelde? Ik weet het niet. Wel is het zo dat later in de film de
rook van een sigaret nog eens een rol speelt. Vlak voor de tante van Ida uit
het raam stapt, legt ze opnieuw haar sigaret in de asbak zonder hem te doven.
De camera blijft op het open raam gericht, rook kringelt naar het plafond. Ida
intussen, proeft van het leven. Ze vrijt, ze rookt, ze drinkt. Ze luistert in
het Polen van 1962 naar jazz. (Hoe formidabel moet het geweest zijn om in het
Polen van 1962 naar jazz te luisteren!) Ze ontdekt dat er naast de rigide
somberte van haar klooster ook zoiets bestaat als een sensuele wereld vol
verlokkingen. Maar ze keert toch terug naar het klooster. (Pawel Pawlikowski, Ida,
2013) ¶