Ze was in één sprong bij het raam, gooide het open en stond
op het punt zich naar buiten te werpen. Maar net op dat moment kwam er luid
ronkend een rood-met-gouden brandweerauto aanrijden, die stopte voor het huis
aan de overkant. Er had zich een menigte verzameld, rookwolken golfden uit het
bovenste raam en zwart geblakerde papiersnippers dreven op de wind.
Vladimir Nabokov, Een
lach in het duister, 28