25 december 2017
86 – Net als vorig jaar woonden we, om half acht, een stukje van de
omwille van de feestmaaltijden en het familiale samenzijn naar voren geschoven
nachtmis bij in de église Saint-Cathérine. Het schip is afgeladen vol. Hoeveel
mensen zouden hier zitten en staan? Meer dan duizend. Misschien wel
tweeduizend. Wij staan achteraan, dicht bij de ingang, waardoorheen we straks
naar buiten zullen glippen. De priesters schrijden, voorafgegaan door een paar
misdienaars, door het middenpad naar voren. De prelaten zijn in witte rokken
gehuld. De eerste in de rij houdt trots een kruisbeeld voor zich uit. Een ander
zwaait het wierookvat, de geur blijft nog een tijd hangen. Straks, wanneer het
kerstevangelie wordt voorgelezen, zullen Jozef en Maria, op een ezel gezeten,
die in dit geval een pony is, dezelfde weg afleggen. Daar kijken de kinderen
naar uit. Er zijn inderdaad kinderen. Bij ons in de buurt staan er een paar, of
ze wachten geduldig neergezeten op moeders handtas die als stoel op de grond is
neergezet, of ze worden op de arm van moeder of vader gedragen. Een jongetje
probeert met zijn vingertje tussen vaders lippen te priemen. Een meisje van een
jaar of vier showt haar rode, met wit nepbont afgezoomde, kerstjurkje met
glittertjes – ze is er duidelijk erg fier op. Vooraan trekt de pastoor de mis
op gang. Alle mensen die vroeg genoeg gekomen zijn om een stoel te veroveren,
staan recht. Nu gaan ook de gezetenen rechtstaan. De pastoor zegt dat hij
verheugd is dat hij zoveel mensen in zijn gebedshuis mag ontvangen. Misschien
heeft niet iedereen een stoel, maar toch, zegt hij, is er voor elk een plek.
Hij bedoelt het niet letterlijk – dat zal hij vanavond nog wel meer doen,
dingen die hij zegt niet letterlijk bedoelen. Dan stelt hij nog voor dat wie
jong is en nog sterke benen heeft zijn stoel zou afstaan aan wie oud is of
zwanger. Het moet niet, haast hij zich eraan toe te voegen, het mag. Ik zie niet
veel beweging in het schip. De eerste gebeden worden opgezegd. Vele mensen
kennen de replieken nog uit het hoofd. Dan mag iedereen weer gaan zitten.
Iemand leest de eerste lezing voor. En dan volgt de tweede lezing, het
kerstevangelie. Voor een tweede lezing moet je normaal gezien rechtstaan, maar
de pastoor zegt dat wie gezeten is per uitzondering mag blijven zitten omdat
dit onderdeel van de plechtigheid lang zal duren. Wij kijken elkaar aan: onze
tijd om te vertrekken is gekomen. De kinderen kijken reikhalzend uit naar
Jozef, Maria en haar pony, die wij bij de uitgang kruisen. Wat zullen zij, die
kinderen, zich van deze avond herinneren? Hun moet toch, ondanks het lastige
wachten en de vermoeidheid, iets van warmte en verwachting en
gemeenschappelijkheid bijblijven?