donderdag 4 januari 2018

de winter van 2018 – 3



25 december 2017

86 – Net als vorig jaar woonden we, om half acht, een stukje van de omwille van de feestmaaltijden en het familiale samenzijn naar voren geschoven nachtmis bij in de église Saint-Cathérine. Het schip is afgeladen vol. Hoeveel mensen zouden hier zitten en staan? Meer dan duizend. Misschien wel tweeduizend. Wij staan achteraan, dicht bij de ingang, waardoorheen we straks naar buiten zullen glippen. De priesters schrijden, voorafgegaan door een paar misdienaars, door het middenpad naar voren. De prelaten zijn in witte rokken gehuld. De eerste in de rij houdt trots een kruisbeeld voor zich uit. Een ander zwaait het wierookvat, de geur blijft nog een tijd hangen. Straks, wanneer het kerstevangelie wordt voorgelezen, zullen Jozef en Maria, op een ezel gezeten, die in dit geval een pony is, dezelfde weg afleggen. Daar kijken de kinderen naar uit. Er zijn inderdaad kinderen. Bij ons in de buurt staan er een paar, of ze wachten geduldig neergezeten op moeders handtas die als stoel op de grond is neergezet, of ze worden op de arm van moeder of vader gedragen. Een jongetje probeert met zijn vingertje tussen vaders lippen te priemen. Een meisje van een jaar of vier showt haar rode, met wit nepbont afgezoomde, kerstjurkje met glittertjes – ze is er duidelijk erg fier op. Vooraan trekt de pastoor de mis op gang. Alle mensen die vroeg genoeg gekomen zijn om een stoel te veroveren, staan recht. Nu gaan ook de gezetenen rechtstaan. De pastoor zegt dat hij verheugd is dat hij zoveel mensen in zijn gebedshuis mag ontvangen. Misschien heeft niet iedereen een stoel, maar toch, zegt hij, is er voor elk een plek. Hij bedoelt het niet letterlijk – dat zal hij vanavond nog wel meer doen, dingen die hij zegt niet letterlijk bedoelen. Dan stelt hij nog voor dat wie jong is en nog sterke benen heeft zijn stoel zou afstaan aan wie oud is of zwanger. Het moet niet, haast hij zich eraan toe te voegen, het mag. Ik zie niet veel beweging in het schip. De eerste gebeden worden opgezegd. Vele mensen kennen de replieken nog uit het hoofd. Dan mag iedereen weer gaan zitten. Iemand leest de eerste lezing voor. En dan volgt de tweede lezing, het kerstevangelie. Voor een tweede lezing moet je normaal gezien rechtstaan, maar de pastoor zegt dat wie gezeten is per uitzondering mag blijven zitten omdat dit onderdeel van de plechtigheid lang zal duren. Wij kijken elkaar aan: onze tijd om te vertrekken is gekomen. De kinderen kijken reikhalzend uit naar Jozef, Maria en haar pony, die wij bij de uitgang kruisen. Wat zullen zij, die kinderen, zich van deze avond herinneren? Hun moet toch, ondanks het lastige wachten en de vermoeidheid, iets van warmte en verwachting en gemeenschappelijkheid bijblijven?