dinsdag 23 januari 2018

Michael Kumpfmüller, De heerlijkheid van het leven



de winter van 2018 – 17

105 – Voor de ‘roman’ De heerlijkheid van het leven neemt Michael Kumpfmüller het laatste levensjaar van Franz Kafka als uitgangspunt. De tuberculeuze Kafka, die ‘de doctor’ wordt genoemd maar ook een paar keer met ‘Franz’ wordt aangeduid – de familienaam valt niet één keer –, ontmoet Dora (Dora Diamant ofte Dymant), de vijftien jaar jongere vrouw die hem aan zijn ziekbed totterdood zal bijstaan. We zijn getuige van de ontmoeting tussen beide op het strand van een Noord-Duitse badplaats, hun voorlopige scheiding, hun kortstondig en gelukkig samenwonen in Berlijn, en de pijnlijke laatste weken in een sanatorium in de buurt van Wenen. Op de achtergrond spelen de curieuze familierelaties van Franz een rol, alsook de uitzonderlijke economische omstandigheden, met de miljardeninflatie van de Duitse mark als blikvanger. (Franz maakt zich boos omdat een geldzending op zulkdanige wijze gebeurt dat het bedrag tussen het bericht dat het er is en het moment dat hij het zal kunnen ophalen al voor een groot deel in rook zal zijn opgegaan.)

Aanvankelijk was het wennen aan de toon, de teneur van het boek. Kumpfmüller lijkt niet verder te komen, en ook niet te willen geraken, dan een compilatie van flarden die hij her en der in de overgeleverde dagboeken en brieven heeft gesprokkeld. Zijn relaas gaat vooral, of bijna uitsluitend eigenlijk, over gewone, banale besognes en emoties, over situaties ‘waarin de dingen gewoon zijn zoals ze zijn’, waarin je ‘blij met de onnozelste gebeurtenissen’ kunt zijn. Maar door de manier waarop hij niet één van beide protagonisten maar het koppel centraal plaatst (hij neemt afwisselend in hun beider hoofden plaats), en de gevoelens die zij voor elkaar koesteren, en hoe hij het zwaartepunt van zijn verhaal steeds verder van de steeds zwakker wordende ‘doctor’ laat wegglijden – voel je op den duur, ook al weet je maar al te goed dat het slecht afloopt, betrokkenheid en mededogen.

Een onderdeel van de relatie tussen een man en een vrouw, zeker als ze een tijd samenwonen – ook al is dat ongetrouwd, wat in die tijd nogal ongebruikelijk was en zeker niet met een goed oog werd bekeken –, is: seks. Op een gegeven ogenblik stoorde het me dat daar met geen woord werd over gerept. (Ik weet ook niet of de biografen daarover uitsluitsel geven.) Kumpfmüller laat het, denk ik, bewust blauwblauw, maar hij beantwoordt tegen het eind van zijn boek op elegante manier de vraag, waarvan hij ook wel weet dat hij bij de lezer zal gerezen zijn. Kafka is dan al ernstig ziek en zijn hoofd staat er niet meer naar, Kumpfmüller laat hem mijmeren over hoe ze ooit samen konden zijn: ‘Hij ziet haar mond, hals en schouders, onder de jurk haar vlees, de plekken die hij honderd jaar geleden heeft aangeraakt en nog altijd zou kunnen aanraken (…) ze voelen zich nog steeds tot elkaar aangetrokken.’ Het is een ultiem en troostend moment van samenhorigheid: ‘Ze zijn heel stil, alles is vervuld van troost, denkt hij, hun waarheid, voor het geval die bestaat, want hij voelde zich nog nooit zo dicht bij deze waarheid.’ Het fysieke wordt gesublimeerd – noodgedwongen, door de ziekte en de nakende dood – in iets wat het fysieke overstijgt, noem het liefde of ‘waarheid’, maar toch ook iets wat nooit volkomen kan zijn. Die onvolkomenheid van de manier waarop twee mensen elkaar, zelfs in een grote liefde, kunnen naderen, blijkt ook wanneer Dora na Franz’ dood ziet hoe anderen zijn werk beoordelen: ‘het meeste blijft haar vreemd, alsof het van een andere Franz is, een Franz die ze niet kent’. Kumpfmüller heeft het er niet expliciet over, maar zo bekeken wordt wel degelijk iets gezegd over het feit dat Dora Diamant na Kafka’s dood een dubieuze rol heeft gespeeld in de manier waarop met het deel van zijn literaire nalatenschap dat in haar bezit was werd omgesprongen: wellicht heeft zij gepoogd om het beeld van die postume Kafka te laten sporen met de door haar gekoesterde herinnering aan haar Franz.