14 januari 2018
102 – In De heilige
Rita legt Tommy Wieringa de onvermijdelijkheid en onherroepelijkheid vast
waarmee een evident en vrij harmonieus plattelandsleven bezwijkt onder de druk
van de globalisering en ‘de grote tijdversnelling’. Het overzichtelijke rurale
bestaan in het – fictieve maar zeer realistisch geschetste – dorp Mariënveen in
het oosten van Nederland vlakbij de grens met Duitsland wordt verstoord door
wat er van buitenaf binnenkomt: een gevluchte Sovjetpiloot, enkele Chinezen, en
natuurlijk de andere technieken, vooral communicatietechnieken, en denkpatronen
dan deze die eeuwenlang waren ingeslepen. Dat klinkt topzwaar, en dus, om het
meteen verteerbaar te houden: De heilige
Rita is een meeslepend en spannend, vakkundig en virtuoos geschreven
verhaal, dat de lezer vanaf de eerste bladzijden vastgrijpt – en niet meer
loslaat. Het is een wreed boek ook, omdat de personages in al hun schamelheid
en hulpeloosheid worden getoond. Vooral eenzame, ouder wordende mannen komen in
beeld, die tegen de grenzen van hun povere vermogens zijn aangebotst: hun
potentie, hun macht, hun creativiteit, de zin in hun levens. ‘De mensen hadden
geen geloof meer. Nergens meer in, al helemaal niet meer in zichzelf.’ Wanneer
ook de zorg voor elkaar wegvalt – iemand voor wie je kunt zorgen, of iemand die
voor jou zorgt –, ‘kan het hard gaan’ en slaan verwaarlozing, lethargie en
uiteindelijk de onopgemerkte dood toe. ‘Alles beter dan een onopgemerkte dood.’
Wieringa toont aan hoe treurig het bestaan wordt als de
natuurlijke verbanden – familiale, economische, liefdes- en vriendschapsbanden
– wegvallen. Iedereen zit maar met een blauwe gloed op zijn gelaat naar ‘die
verdomde telefoons’ te staren, en zoekt houvast bij zijn routines – ‘koken,
brood smeren, theezetten, afwassen en opruimen’ – om niet in totaal isolement
en verwaarlozing te eindigen: ‘Achter de ramen probeerden de mensen hun
verlangens zo veel mogelijk in overeenstemming te brengen met hun
mogelijkheden.’
Herlees nog eens die laatste zin. Minimalistischer, en
treuriger, zag ik zelden geformuleerd wat je van een leven kunt verwachten.
‘Achter de ramen’, inderdaad. De mensen sluiten zich op,
sluiten zich af, sluiten de buitenwereld buiten. Angst regeert. In die zin moet
het verhaal van Paul Krüzen gelezen worden als een metafoor voor onze hele
West-Europese attitude: we beseffen dat we onze voorsprong aan het verliezen
zijn en dat heel wat gegadigden hun deel van de koek komen opeisen. Daarom
verschansen we ons: materieel achter onze ramen en muren en
beveiligingssystemen, maar ook psychisch, achter onze angst en haat voor alles
wat vreemd is.