mijn eigen namen 24
ALPEN
Goethe kwam bij zijn zinnen in Rome en Napels, Mozart
gebruikte voor zijn opera’s Italiaanse libretto’s, onze schilders gingen ginds
hun licht opsteken (‘la lumière italienne sur tout cela; la douce, l’indulgente,
l’intelligente lumière toscane, légère, et un peu attristée’). Ze staken allen
de Alpen over. Om er een cultuur te vinden die vergelijkbaar en toch helemaal
anders was. Hannibal, Montaigne, Petrarca: ze staken de Alpen over. Montaigne
overnachtte in Lanslebourg – dat heb ik ooit ook eens gedaan (het was er zo
koud). Na vanuit het zuiden de Mont Cénis te hebben overgestoken – boven ligt een
turkoois, ijzig meer. Mr. A. Olsen Barnabooth – ‘10.450.000 livres sterling de
rentes!’ – steekt de Alpen over zonder daar veel over kwijt te willen. De ene
dag doorkruist hij Duitsland (‘Traversée, en Harmonika-Zug, une Allemagne qui
hésitait encore beaucoup entre l’hiver et le printemps’) en dan, twee
bladzijden verder in het Journal intime
(geschreven door Valery Larbaud; Barnabooth is een personage; de titel van de
Nederlandse vertaling luidt Dagboek van
een miljardair), zit-ie al in Italië: ‘A Vérone je suis descendu
tranquillement…’. Geen woord over de majesteit of eventueel onherbergzaamheid
der bergen.
Schrijver Peter Berger zit naar verluidt tussen de
Alpenbergen. Hij schrijft er over koeien en misnoegde landbouwers die in een
andere tijd leven.
En ik? Heb ik iets met de Jungfrau zoals Petrarca, die de
Alpen in tegenovergestelde richting is overgestoken, met de Ventoux? Geenszins.
Ik was een kind van dertien toen ik voor het eerst bergen zag. Of beter: ik zag
ze niet. Het was al donker toen de trein in dat West-Oostenrijkse stadje was
aangekomen vanwaar de bus ons door het Lechtal naar onze eindbestemming zou
brengen, een door mijn school afgehuurd jeugdhuis in een plaatsje waarvan ik de
naam vergeten ben, ik meen dat de naam op -bach eindigde. (Ik kijk op Google
Maps en zie dat een van de Lechtaldorpen Bach heet. Maar ik zie ook de naam
Holzgau, en dat klinkt mij vertrouwd in de oren.) De bus reed en reed en nam
duizend bochten (mijn maag keerde) en ik zag, tot mijn grote verbazing, laaghangende
sterren. Hoewel, sterren? Toen een van die sterren bewoog zoals autolichten in
de verte bewegen, begreep ik dat het niet om sterren ging. Ik begreep dat ik
bergen zag – zonder ze te zien.