4 juni 2005
Je kunt het eenvoudige sportlui niet kwalijk nemen dat ze na
de geleverde prestatie met hun obligate gewauwel niet bepaald voor
televisiehoogtepunten weten te zorgen. De doorsnee-flandrien bijvoorbeeld kan
niet veel méér doen dan hijgen en stotteren wanneer hij, nadat hij na een dag
zwoegen de streep heeft overschreden, meteen voor een microfoon wordt gesleept.
Dat wekt mededogen, ongeveer – zo beeld ik mij dan in – zoals een bij de lurven
gevatte kruimeldief voor een zeer streng ogende rechter mededogen moet wekken.
Maar wat we deze middag na de wedstrijd Henin-Pierce te zien en te horen kregen
was toch wel allerbeschamendst. Henin reutelde haar van buiten geleerde lesje
af. (Ze kan minstens even goed reutelen als tennissen.) Ze vergat wél de
ballenjongens maar níet de sponsor van Roland Garros te bedanken, die ze – zo
staat het ongetwijfeld in het contract gestipuleerd (met achter die clausule
een getal met een paar nullen) – keurig bij naam noemde. Dat leverde haar
behalve de centen ook – en zeer terecht – het boegeroep van het publiek op. Dan
kwam Pierce – en toen had ik toch eventjes medelijden met haar. Ze had niet
alleen een knullige match gespeeld, en verloren, maar ze wist ook nauwelijks
een zinnig woord uit te brengen omdat ze – weliswaar op een uitermate truttige
en lullige manier – overmand werd door haar emoties. Ik dacht, ze is de kluts
kwijt, straks vergeet ze nog die sponsors! Maar neen hoor, natuurlijk vergat ze
die niet: kassakassa, boegeroep of niet. Ik riep ook van boeboe. Het zijn
klassebakken, deze ranke godinnen van de court, daar niet van. Daar doe ik mijn
hoed voor af. Maar voor een paar zilverstukken meer laten ze in mijn ogen – en
met dollartekens in de hunne – met iets te veel plezier hun broek zakken.