wolkenfragmenten uit Konstantin Paustovskij, Onrustige jeugd
2583
De Russische lente met overal
modderpoelen, een koude bries, laaghangende luchten, natte schuttingen, regenwolken. (36)
2584
Nog nooit had ik zo’n herfst gezien,
zo’n heldere hemel, zo’n broze lucht, zo’n zilveren schittering van spinnewebben,
zulke dicht met zuring begroeide ravijnen en vijvers waar de zanderige bodem
door het water schemerde, met de glans van nevelige verten en broze wolkenbanken,
verstard in het vochtige ochtendblauw van de hemel… (58)
2585
Lange tijd stonden we aan de brug
te kijken naar de uitlopers van de Karpaten. Ze lagen zwaar in de verte als
onweerswolken. (73)
2586
De wolken belven aan de
toppen van de heuvels haken, beurtelings de kruisen langs de wegen verhullend
en onthullend. (77)
2587
Daarvandaan kwam met vlagen een
vochtige wind aanjagen die door de wilgetakken striemde en de wolken
voortjoeg. (78)
2588
In de verte lag op een hoogte een
minuscuul stadje, als speelgoed in een blauwe waas van wolken en regen. (80)
2589
Aan de groenige hemel hing als een
kolossale druiventros een onweerswolk, rozerood omfloerst door het licht
van de ondergaande zon. (86)
2590
Luchtige wolken kwamen uit
blauwe verten aangezwommen waar ze met dezelfde vaart weer verdwenen, zonder de
aarde ook maar een zonnestraal te hebben ontfutseld. (88)
2591
Voor onze ogen baarde de
hemelschoot sneeuwwitte hellingen van wolken. (90)
2592
De eerste ster ontstak zijn licht
achter een wolk die leek op de vleugel van een zilveren vogel. (113)
2593
Ik keek naar het raam: maan noch
sterren waren te zien, de hemel moest bewolkt zijn. (146)
2594
Een snijdende wind joeg vuile wolkenflarden
voor zich uit. (156)
2595
Vanuit het westen kwamen opnieuw wolken
opzetten die de vochtige horizon bedekten. (166)
2596
Het was een koele herfstdag zonder
regen, maar met donkere wolken die laag boven de grond hingen. (180)
2597
’s Avonds trok er een zwak, geel
waas over de wolken. (181)
2598
Aan het hemelgewelf werden vuurrode
wolken uiteengedreven in de vorm van veren, waaiers, zuilen, machtige
bergtoppen en eilanden. (219)
2599
De schittering van de zee heeft
hier geen azuurblauwe turkoois, saffier, aquamarijn- of andere prachtkleur van
de zuidelijke zeeën.
Zij is groenig en bewegingloos.
Haar enige sier zijn de wolken. De zee weerspiegelt deze gewillig, wel
wetend dat ze haar verre ruimten verlevendigen.
De wolken komen langzaam uit
het zuiden opzetten. Zij lijken op middeleeuwse steden met vestingtorens,
kathedralen, basilieken, triomfbogen, schitterende ridderbanieren en een verre
achtergrond van besneeuwde bergen. Mont-Blancs of Monte Rosa’s.
Een of andere knotsgekke kunstenaar
heeft deze stad bizar verlicht. En bij zonsondergang ontvlammend, stralen de wolken
alle halftonen van de avondgloed uit – van blauw tot goud en van paars tot
zilver. (244)
2600
Terwijl ik hoosde, moest ik opeens
aan moeder en Galja denken, aan het nauwe straatje in Lublin waar ik voor Lolja
seringetakken had afgebroken, aan de grijze wolken op weg naar
Baranovitsji, aan de zachte vrouwenhand die teder mijn wang streelde en aan het
houtvuur in de synagoge van Kobrin.
(255)
2601
Er waren zwarte, stormachtige
ochtendschemeringen met een aan flarden gereten wolkenlucht, en
troebelig groene zonsopgangen waarbij het schuim van de golven je in het
gezicht spatte. (262)
2602
En alsof het zo moest, braken er
zonnige dagen aan met fonkelende druppels van dooiende sneeuw en met warme wind
die de vlaggen deed wapperen en vrolijke wolken over de stad joeg. (292)