Terwijl Avidan met ons praat, dwalen zijn ogen
onophoudelijk naar de moderne prismakijker, die op mijn maag hangt.
Harry Mulisch, De
zaak 40/61, 44
ǁ
Er hing een verrekijker om zijn nek, en hij droeg
wandelschoenen, die keurig onder tafel bleven terwijl zijn vrouw tussen het
droge groene loof lag te spartelen.
Rachel Cusk, Contouren,
150