I.15. Wie een
versterking zonder reden hardnekkig blijft verdedigen wordt gestraft
Een in
overdreven mate beoefende deugd wordt een ondeugd. Zo wordt wie te dapper is roekeloos, halsstarrig
en dwaas. Daarom moet wie te lang een stelling verdedigt die beter kan worden
opgegeven, gestraft worden. Want: ‘Als de hoop bestond ongestraft te blijven,
zou het eerste het beste kippenhok al een heel leger kunnen ophouden.’ De
voorbeelden die M geeft, wijzen uit dat dit straffen niet hoort te gebeuren
door vertegenwoordigers van het kamp dat de stelling te lang heeft verdedigd,
maar wel degelijk door de aanvallers. Er is blijkbaar in die tijd nog een soort
van militaire ethiek die stelt dat het geen pas geeft om een slag waarvan de
uitkomst door de krijgsverrichtingen duidelijk is geworden nodeloos te rekken.
De laatste bezetters van de stelling in kwestie mogen door de belagers na de
uiteindelijke inname gerust worden terechtgesteld: opgehangen of, desgewenst,
in mootjes gehakt.