I.19. Dat men
pas na onze dood over ons geluk mag oordelen
Het menselijk
lot is ‘onzeker en onbestendig’. Tot op de laatste levensdag kunnen de kansen keren.
Wat is dat geluk, het ‘eigenlijke levensgeluk’? M zegt dat geluk berust ‘in de
kalme tevredenheid van een goed karakter en in de vastberadenheid en het
zelfvertrouwen van een ordelijke geest’. Of dat standhoudt in het licht van
‘het laatste en ongetwijfeld moeilijkste bedrijf’, valt te bezien. Dan valt er in
elk geval niets meer te veinzen. ‘Daarom moet al het overige dat we in ons
leven gedaan hebben, aan deze laatste stap getoetst en afgemeten worden.’ Een
mislukt leven kan met een moedige, waardige dood worden rechtgezet. En
‘waardig’ betekent voor M: ‘rustig en in stilte’.