donderdag 27 december 2018

van Dale 236-240

236
Was hij arts, maraboet, helderziende, wonderdokter, kapper?
Laurent Graff, Je laatste foto, 38

maraboet (de (m.)) 5 (-s) moslim die zich, tegen de officiële leer in, bezighoudt met genezingen en bezweringen en die veelal beschouwd wordt als geestelijk leider, var. maraboe

237
Majestueus rees het kasteel voor ons op, met rijzige ronde torens, puntige spitsen, omgord met kunstig bewerkte borstweringen, machicoulis, in perfecte staat van onderhoud; we stonden er een ogenblik zwijgend naar te kijken.
Laurent Graff, Je laatste foto, 78

machicoulis /mɑʃikuli/ (de (m.); onv.) (in de middeleeuwse vestingb.) vierkant gat in de bodem van een torenomloop, dienend om daardoor stenen, brandend pek enz. op de vijand te werpen

238
‘Waarom probeer je je vriendinnen toch altijd met Freddie op te zadelen?’ vroeg hij. ‘Het is een enorme hork.’
Rachel Cusk, Transit, 199

hork (de (m.); -en) 2 stug, lomp, onbeleefd mens, var. hurk, syn. nijdas: een hork van een vent

239
Dat van mij was een gribus, ze zouden daar een nieuwe bouwen.
Wiesław Myśliwski, De laatste hand, 76

gribus (de (m.); -sen) 1 (inform.) bouwvallige of onooglijke woning

240
'O, moet u nou toch eens kijken, om zo die hak te slijten en hem me nu pas te komen brengen. Bijna tot aan het stootje. Weet zo iemand dan niet hoe je op schoenen loopt? (...)'
Wiesław Myśliwski, De laatste hand, 145

stoot (de (m.); stoten) 6 (in de verkleinv.) stukje leer of ijzertje ter herstelling en versteviging van de punt van een schoen