Was hij arts, maraboet,
helderziende, wonderdokter, kapper?
Laurent Graff, Je
laatste foto, 38
maraboet (de
(m.)) 5 (-s) moslim die zich, tegen
de officiële leer in, bezighoudt met genezingen en bezweringen en die veelal
beschouwd wordt als geestelijk leider, var. maraboe
237
Majestueus rees het kasteel voor ons op, met rijzige ronde
torens, puntige spitsen, omgord met kunstig bewerkte borstweringen, machicoulis, in perfecte staat van
onderhoud; we stonden er een ogenblik zwijgend naar te kijken.
Laurent Graff, Je
laatste foto, 78
machicoulis /mɑʃikuli/
(de (m.); onv.) (in de middeleeuwse vestingb.) vierkant gat in de bodem van een
torenomloop, dienend om daardoor stenen, brandend pek enz. op de vijand te
werpen
238
‘Waarom probeer je je vriendinnen toch altijd met Freddie op
te zadelen?’ vroeg hij. ‘Het is een enorme hork.’
Rachel Cusk, Transit,
199
hork (de (m.);
-en) 2 stug, lomp, onbeleefd mens,
var. hurk, syn. nijdas: een hork van een vent
239
Dat van mij was een gribus,
ze zouden daar een nieuwe bouwen.
Wiesław Myśliwski, De
laatste hand, 76
gribus (de (m.);
-sen) 1 (inform.) bouwvallige of
onooglijke woning
240
'O, moet u nou toch eens kijken, om zo die hak te slijten en
hem me nu pas te komen brengen. Bijna tot aan het stootje. Weet zo iemand dan niet hoe je op schoenen loopt? (...)'
Wiesław Myśliwski, De
laatste hand, 145
stoot (de (m.);
stoten) 6 (in de verkleinv.) stukje
leer of ijzertje ter herstelling en versteviging van de punt van een schoen