En een pellies met
een kraag van beverbont, heeft iemand die ooit gezien?
Wiesław Myśliwski, De
laatste hand, 281
pellies (de;
pelliezen) 1 met bont omzoomde
vrouwenmantel die ook binnenshuis wordt gedragen 2 (gew.) met bont gevoerde
vrouwenmantel of herenjas
247
De beschaving heeft ons zo geïnjiceerd.
Wiesław Myśliwski, De
laatste hand, 300-301
injiceren (overg.;
injiceerde, h. geïnjiceerd) injecteren (1), inspuiten
248
En overal voornamelijk thuja’s,
jeneverbesstruiken, magnolia’s, vlierbessen, jasmijnstruiken, ook struiken die
ik niet kende, en aan bomen stonden er treurwilgen, sparren, lariksen, hier en
daar een plataan, en wat verderop pijnbomen, beuken, eiken, alsof het een
overblijfsel was van iets wat hier vroeger was geweest, een bos of een park.
Wiesław Myśliwski, De
laatste hand, 319
thuja (de (m.);
-s) levensboom, m.n. de westerse levensboom, uit N.-Amerika afkomstig en hier
te lande in tuinen en als haagboom gekweekt (Thuja
occidentalis)
249
Ik leerde slechts stof te decatiseren, een rijgsteek uit te halen en broeken te strijken, en
dan alleen nog de pijpen en de manchetten, want de bovenkant was hogere kunst,
die streek vooral Stanisław.
Wiesław Myśliwski, De
laatste hand, 416-417
decatiseren (overg.;
decatiseerde, h. gedecatiseerd) (mbt. wollen stoffen) met oververhitte stoom
behandelen om ze vaster en tevens soepeler te maken, var. decateren
250
Juist die rugceintuur moest worden getornd om stof vrij te
maken voor de geren die onder de
oksels moesten komen, aangezien de boekhoudster bij haar borsten was aangekomen
en er geen andere manier was om het jacquet te verwijden.
Wiesław Myśliwski, De
laatste hand, 422
1geer (de;
geren; -tje) 1 naar boven spits
uitlopende lap of strook waarmeen men een kledingstuk van onderen verwijdt, of
uitlegt, m.n. in een rok waardoor deze wijd uitloopt, syn. tong